‘Dat moet je zou niet doen, dat moet je een ander laten doen’, aldus Wim Sonneveld in één van zijn pakkende conferences. Zijn aansporing geldt ook het idee om de aanpak van digitale ongelijkheid bij het onderwijs neer te leggen. Dat heeft namelijk geen zin. Jan Lepeltak jr. wijst in zijn artikel in KomenskyPost geheel terecht op de problematiek van digitale ongelijkheid (1). De oplossing daarvoor moet in het onderwijs worden gezocht, zo suggereert hij, door te zorgen dat docenten beter bij de tijd zijn.
Ik meen dat het beter is die digitale ongelijkheid buiten de school aan te pakken. Want de school doet er nauwelijks toe bij de verwerving van digitale geletterdheid onder jongeren, zoals blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Twente (2). Die vindt vooral in de thuissituatie plaats en er zijn goede redenen aan te nemen dat jongeren ook veel van elkaar leren. De onderzoekers constateren wel ongelijkheid: jongeren die op het vwo zitten zijn meer digitaal onderlegd dan vmbo-jongeren. Die ongelijkheid kun je echter niet toeschrijven aan het verschil in onderwijsniveau.; de school doet er immers niet toe. De oorzaken voor die ongelijkheid liggen veeleer in de verschillen in uitgangssituatie en in de omgeving waarin ze opgroeien: kansrijke jongeren zijn daardoor beter onderlegd dan hun kansarme leeftijdgenoten, hebben een betere antenne voor nieuwste ontwikkelingen, hebben slimmere vriendjes en beschikken over betere spullen. Het zijn dezelfde verschillen in uitgangssituatie die maken dat kansrijkere jongeren doorgaans op het vwo en kansarme op het vmbo belanden. Het heeft dus weinig zin de oplossing voor dit vraagstuk te zoeken in het onderwijs. Je kunt beter andere manieren verzinnen om die kansenkloof kleiner te maken. Ik denk in elk geval aan twee dingen:
- Acties zoals die waarbij 1000 Haagse kinderen uit armlastige gezinnen een smartphone krijgen. Dat verkleint de ongelijkheid op het aspect van de spullen.
- Dat je kansrijkere jongeren inschakelt om de digitale geletterdheid van hun kansarme leeftijdgenoten op een hoger niveau te brengen. Dat kan vrijwillig, via de maatschappelijke stage of als bijbaantje. Die activiteiten kunnen plaatsvinden in een buurthuis, een sportkantine of in andere jeugdverzamelplekken. Wil je dat breder organiseren dan kunnen enkele ondernemende jongeren daartoe een bedrijfje oprichten. Die kunnen voor de investering terecht bij ICT-bedrijven.
De voordelen van deze benadering zijn evident:
a. Je maakt gebruik van de potentie van ‘peergroup learning’.
b. Je brengt kansrijke en kansarme jongeren bij elkaar en dat werkt desegregerend.
c. De kansrijkere jongeren ontdekken de vreugde van het leraarschap, en dat is tegenwoordig geen overbodige luxe.
d. Je stimuleert jeugdig ondernemerschap.
Loont het niet de moeite zulke varianten nader te verkennen en nog meer maatregelen te verzinnen die de digitale kloof verkleinen? Een middagje brainstormen kan heel wat opleveren, zeker als jongeren daar volop in participeren. Laten we in elk geval stoppen met die zo hardnekkige en chagrijngenererende reflex om elk leervraagstuk direct en exclusief bij de school te beleggen.
- komenskypost.nl/?p=2813
-
https://www.kennisnet.nl/artikel/onderwijs-draagt-nauwelijks-bij-aan-digitale-geletterdheid/