Een Staat van de Jeugdprofessional
Voorstel voor een onderzoekspilot
Waarom onderzoek naar de staat van de jeugdprofessional?
- Mensen worden niet geboren maar gevormd, aldus Erasmus.
- De vorming van de jeugd is het resultaat van de inspanningen van ouders, anderen in de naaste familie- en vriendenkring, vrijwilligers en jeugdprofessionals. Het is mensenwerk bij uitstek.
- Onder jeugdprofessionals wordt iedereen verstaan die zich beroepsmatig inzet voor de jeugd in alle fasen van het leven van kinderen en jongeren. Dus vanaf 9 maanden voor de geboorte totdat ze volwassen zijn, zeg 25 jaar.
- De kwaliteit van het werk van de jeugdprofessionals wordt bepaald door drie factoren: hun intrinsieke motivatie, dat ze deugen en dat ze goed zijn in hun vak; met dat laatste wordt in elk geval bedoeld goed in pedagogisch opzicht en in het eigen metier (als medewerker kinderopvang, leraar, jongerenwerker, wijkagent etc.). Het zijn de drie kenmerken van ‘goed werk’, zoals vastgesteld na een uitvoerig onderzoeksprogramma van Harvard.[1]
- Het werken voor de jeugd in de focuswijken is op zich al een uitdaging. Er zijn echter goede redenen aan te nemen dat dit belangrijke werk ook gedrukt en belemmerd wordt door beleid, sturing en regelgeving van de gemeente Rotterdam. Onder meer dweilen met de kraan open omdat niets gedaan wordt aan structurele armoede in de gezinnen, te weinig stimulans aan onderlinge samenwerking, neoliberalistische sturing op targets en prestatieindicatoren, onzinnige subsidievoorwaarden, administratieve verplichtingen, tijdelijke subsidies en aanbestedingen, tijdelijke arbeidscontracten, gebrek aan of helemaal geen overheidssubsidie waardoor men voortdurend moet leuren bij fondsen, gebrek aan scholing, en meer in het algemeen een afstandelijke en weinig begripvolle bejegening vanuit het bestuurs- beleidsapparaat (Farizeeërsgedrag). Dit heeft in elk geval sterk negatieve gevolgen voor één hele belangrijke factor voor het werken met de jeugd: dat je er zin in hebt, dus je intrinsieke motivatie.
- De moeilijkheidsgraad van het werk op zich, in combinatie met het hierboven geschetste beleidshandelen leiden tot burn-out, uitstroom en gebrek aan instroom. Met tot gevolg kwantitatieve personeelstekorten en kwalitatieve (werken met stagiaires en onbevoegden) onder alle jeugdprofessionals. En dan treedt een vicieuze cirkel in werking.
- Onderzoek naar De Staat van de Jeugdprofessional kan deze factoren scherper krijgen en leiden tot zodanige kentering in beleid, sturing en financiering dat jeugdprofessionals (weer) op alle drie de hierboven genoemde dimensies van goed werk uit de verf komen. Dat ze behouden blijven voor de focuswijken en nog liever dat we daar weer meer professionals krijgen die zich met hart en ziel en met al hun kwaliteiten en vermogens, en voor een langere periode, aan de jeugd in deze wijken wil verbinden.
Aanpak van dit onderzoek: een pilot
- Begin klein, dus in de vorm van een pilot. Dan kun je snel beginnen. Zo kun je ook ervaring opdoen met het oog op een groter onderzoeksontwerp. Naderhand kun je besluiten tot een meer omvattende periodieke peiling, zoals de Staat van het Onderwijs of die van de Jeugd.
- Interviews (individueel of groepsgewijs) met jeugdprofessionals die op dit moment in de picture zijn als het gaat om uitstroom en burn-out: medewerkers kinderopvang, jeugdzorg, leraren (inclusief medewerkers dagprogrammering), zzp’ers. Als je op deze manier van 50 personen informatie krijgt heb je al heel wat.
- Neem één van de focuswijken op Zuid.
- Doe deze interviews vooral ook met mensen die het beroep verlaten hebben (exitinterviews). Met 10 personen ben je al een heel eind.
- Je zou ook vrijwilligers in de interview mee kunnen nemen; voor hen gelden immers dezelfde dimensies van goed werk. Maar voor deze pilot zou ik ze ook nemen als vraagbaak; wat zien zij van het werk van de jeugdprofessionals en wat motiveert en belemmert hen in hun werk?
- Wat voor vrijwilligers geldt, geldt ook voor ouders; die zou ik voor deze pilot ook dezelfde rol geven als de vrijwilligers. Daarbij is het van belang te beseffen dat de ouders de belangrijkste belanghebbenden zijn bij dit onderzoek. Zij zijn immers primair verantwoordelijk voor de vorming van hun kinderen en dan hebben ze er ook alle belang bij dat de jeugdprofessionals aan wie ze die toevertrouwen goed werk verrichten.
Uitvoering van deze pilot
- Deze pilot wordt belegd bij de Kenniswerkplaats Talent die daarbij samenwerkt met de stichting Beroepseer. Die laatste is gespecialiseerd in het concept van ‘goed werk’ en onderhoudt ook goede contacten met BZK, het ministerie van Kajsa Ollongren. Het valt dus ook goed in te passen in het NPRZ.
- Looptijd 4 maanden
- Als je begint op 1 november heb je op 1 maart 2022 een resultaat.
- De uitkomsten van deze pilot worden dan benut bij de vormgeving van het jeugdbeleid in de nieuwe Collegeperiode, in elk geval voor Zuid. En wie weet is het ook aanleiding voor aanpassingen in de landelijke regelgeving.
- De pilot dient als opmaat voor een meer omvattend periodiek onderzoek naar de Staat van de Jeugdprofessional. Daarin kun je ook een Staat van de Vrijwilliger en een Staat van de Ouder meenemen.
Stel niet uit tot morgen wat je vandaag al kunt doen
Laat deze pilot niet de aanleiding zijn voor het beleidsapparaat om pas op de plaats te maken. Ook nu zijn er tal van signalen over de contraproductieve sturing in het jeugdbeleid. Zoals bijvoorbeeld de subsidievoorwaarden bij Couleur Locale en de dwingende aard van de dagprogrammering NPRZ. Die kunnen direct worden aangepakt. En dat moet ook, want de problematiek van burn-out, de uitstroom en de personeelstekorten bij de jeugdprofessionals op Zuid is meer dan urgent.
Ype Akkerman, 30 september 2021
[1] Die trits is engagement, ethics en excellence. Het is het resultaat van het Good Work programma van Harvard University, uitgevoerd door Howard Gardner, Mihaly Csikszentmihalyi (die van het boek Flow) en William Damon. Zie https://beroepseer.nl/goed-werk/ enhttp://www.pz.harvard.edu/projects/the-good-project
Geef een reactie