Neem thuisonderwijs als norm en beschouw het georganiseerde onderwijs als redelijk alternatief. Dat is de kern van dit betoog dat als vertrekpunt heeft dat de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren primair bij de ouders berust. Thuisonderwijs is de manier om die verantwoordelijkheid waar te maken, en die verdient dan ook lof en waardering van de overheid en van de samenleving. Dat is niets ten nadele van de overgrote hoeveelheid ouders die goede redenen hebben om gebruik te maken van het reguliere onderwijs. Dat geldt zeker naar de mate ze bewust en weloverwogen voor een school kiezen, zeggenschap nemen op het personeelsbeleid en een inbreng hebben in de wijze waarop onderwijsgevenden hun beroep uitoefenen. Zo vindt een omkering plaats van het bestaande paradigma waarin regulier onderwijs de regel is en thuisonderwijs niet of slechts bij hoge uitzondering wordt toegestaan.Het artikel is geïnspireerd op een pleidooi van Erasmus, en dient als inbreng in de actuele discussie over thuisonderwijs[1].
1. Erasmus over thuisonderwijs
Een krachtig pleidooi voor opvoeding en onderwijs
Erasmus was met zijn opvattingen over opvoeding en onderwijs zijn tijd ver vooruit. Kinderen kunnen niet vroeg genoeg beginnen met hun vorming en met het verwerven van kennis, vooral op het gebied van taal, welsprekendheid en schone letteren. Opvoeding en onderwijs zijn gericht zijn op vrijheid, deugdzaamheid en kennis, en moet plaatsvinden in een sfeer van vriendelijkheid, pedagogische tact en hoge didactische kwaliteit, aldus Erasmus. De trots van Rotterdam was kritisch over de kwaliteit van het toenmalige onderwijs en op de attitude van veel ouders die hun kinderen verwaarloosden, verwenden of zich er anderszins met een jantje van leiden afmaakten. Erasmus ging met zijn opvattingen ook tegen de heersende tijdgeest in, want die was niet bepaald op ‘Bildung’ gericht.
Brief aan een edelman
Erasmus’ opvattingen zijn te vinden in een brief aan ene prins Willem over de opvoeding van kinderen[2]. Deze prins was net zelf vader geworden, had behoefte aan nuttige wenken en vroeg Erasmus daarin te voorzien. Welnu, de grote humanist is er eens goed voor gaan zitten. Want de brief is uitvoerig en leerzaam, zit vol humor en aanstekelijke anekdotes en bevat een rijkdom aan suggesties en adviezen waar de prins zijn voordeel mee kon doen. De ondertitel zegt al veel: ‘Hoe kinderen meteen na hun geboorte als vrije mensen dienen te worden opgevoed in deugdzaamheid en kennis’. De brief beschrijft de ‘16th century skills’ die ook nu nog kunnen inspireren bij het debat over het wat, waartoe en hoe van opvoeding en onderwijs.
Neem je verantwoordelijkheid, prins!
Cruciaal in Erasmus’ brief is zijn aansporing aan de prins om die opvoeding en dat onderwijs toch vooral zelf ter hand te nemen. Hij verwijst in dat verband naar de moeite die de prinses zich heeft moeten getroosten om hun beider zoon ter wereld te brengen en een goede start in het leven mee te geven: een lange zwangerschap, een moeizame bevalling en de ongemakken van borstvoeding. ‘De vader die geen moeite wil doen om zijn kind op te voeden, geeft niet genoeg om zijn zoon’, zo luidt het indringende devies. Daarbij stelt Erasmus zijn goede vriend Thomas More ten voorbeeld: ‘Hoezeer de vorstelijke politiek hem in beslag nam, hij getroostte zich graag de moeite om zijn vrouw, zijn dochters en zijn zoon eerst vroomheid aan te leren en daarna ook in te wijden in Latijn en Grieks.’
Een leraar inschakelen? Nou vooruit, als het niet anders kan
Mocht de prins die verantwoordelijkheid niet volledig zelf waar kunnen maken, dan kon Erasmus billijken dat de prins een leraar in dienst neemt. Maar dat moet dan wel een hele goede zijn die ook navenant beloond wordt. Geen overbodig advies want leraren hadden in die tijd een slechte reputatie: ‘Domme beulen, opgeblazen door hun zogenaamde kennis, humeurige brutale wijnzakken, die maar raakslaan als het hun zint, sadisten die hun plezier vinden in andermans pijn. Zulk soort mensen moeten slagers of beulen worden en zich niet bezighouden met het opvoeden van kleine kinderen’. Aldus Erasmus’ perceptie van de beroepskwaliteit van de leraar in zijn tijd. Hij kon ervan meepraten want hij had zelf geen beste herinneringen aan het onderwijs dat hij in diverse kloosterorden en broederschappen genoten had.
Liever thuisonderwijs dan de school
‘We moeten dus kiezen tussen onderricht thuis of een klasje samen met anderen’, zo schrijft Erasmus. ‘Het laatste is een gemakkelijke oplossing en het meest gebruikelijk. Het is namelijk veel eenvoudiger met één boeman een hele klas onder de knoet te houden, dan dat één persoon één leerling opvoedt tot een mens met een open geest’. Tot zover Erasmus’ appreciatie van het georganiseerde onderwijs in zijn tijd.
2. Ja, maar dat was toen….
We zijn inmiddels zo’n 500 jaar verder. Gaat de benadering van Erasmus ook nu nog op? Ogenschijnlijk niet. De kwaliteit van het georganiseerde onderwijs is sinds Erasmus’ tijd substantieel toegenomen. Onderwijsgevenden zijn gehouden aan de grondwettelijke eisen van bekwaamheid en zedelijkheid en voldoen daar doorgaans ook aan. Ook internationaal staat het Nederlandse onderwijs hoog aangeschreven. De kwaliteit van het onderwijs is dan ook zodanig dat ouders hun kinderen met een gerust hart aan de school kunnen toevertrouwen. Tenminste, dat zou je denken.
Onderwijs staat onder druk
Want er is wel het één en ander af te dingen op deze voorstelling van zaken. Hoe goed ook, het Nederlandse onderwijsstelsel is niet in staat ieder kind en iedere jongere het zijne te geven. Een van de oorzaken daarvoor is de prestatiedruk waaronder het onderwijs lijdt en de afrekencultuur die daarmee gepaard gaat. Er zijn perverse prikkels van testscores en prestatie-indicatoren en we zien soms bizarre toestanden rond cito- en examentrainingen. Onderwijs wordt in toenemende mate als een mechanisch en meetbaar proces opgevat. Wetenschappers als Gert Biesta, Max van Manen en Luc Stevens hebben zich daar grondig en kritisch over uitgelaten. Er is een instrumentele cultuur gegroeid die het pedagogische handelen van onderwijsgevenden onder druk zet, die ten koste gaat van hun arbeidsmotivatie en beroepstrots, en die dientengevolge de kwaliteit van het onderwijs negatief beïnvloedt. Dat passend onderwijs wordt ingevoerd onder een gelijktijdige bezuiniging helpt ook niet bepaald. Veel kinderen betalen daarvan het gelag, zo blijkt in tal van publicaties en uit hartenkreten op sociale media. Hoe lang moeten ouders wachten tot dit beleid daadwerkelijk voldoet aan de verwachtingen waarmee het is ingezet? Ouders hou je kinderen thuis, zou tot die tijd mijn advies zijn.
Inherente beperkingen van het georganiseerde onderwijs
Nu kun je dit nog zien als ‘conjuncturele’ verschijnselen waar beleidskeuzes aan ten grondslag liggen en die door ander beleid kunnen worden ondervangen. Daar vindt gelukkig dan ook flink debat over plaats. De beperkingen van het onderwijssysteem zijn echter ook inherent en structureel. Dat vloeit voort uit het feit dat de opzet van het georganiseerde onderwijs niet primair op pedagogische maar op bedrijfseconomische overwegingen gebaseerd is; namelijk de ratio voor de bekostiging die uitgaat van 1 leraar op een grote groep kinderen. Zoals Erasmus zei: ‘een gemakkelijke oplossing en ook het meest gebruikelijk’. Maar niet a priori een situatie waarin ieder kind gedijt. Want deze ratio komt er in de praktijk op neer dat kinderen en jongeren gedurende 5 dagen in de week en zo’n 15 jaar doorbrengen in een groep met 25 tot 30 leeftijdgenoten, dit alles onder leiding van 1 persoon die zoals ieder zijn menselijke beperkingen heeft. Vanuit sociaal en evolutionair oogpunt niet de meest voor de hand liggende manier om jonge mensen bij elkaar te zetten. Zeker, er zijn leraren die in deze setting wonderen verrichten en er zijn ongetwijfeld veel kinderen en jongeren die in deze organisatievorm gedijen. Maar er zijn er ook voor wie dat niet geldt; zij ervaren de school eerder als Golding’s Lord of the Flies dan als een ‘veilige leeromgeving’.
De staat overspeelt zijn hand
De mogelijkheden om in het reguliere onderwijs ieder kind en iedere jongere recht te doen stuiten dus op beperkingen van zowel conjuncturele als van structurele aard. Nu heb ik daar best begrip voor; onderwijs is mensenwerk, dat geldt ook voor beleid maken en besturen en de bomen groeien nu eenmaal niet tot in de hemel. Mijn begrip slaat echter volledig om nu de staat dit onvolmaakte onderwijsstelsel dwingend oplegt aan alle kinderen en jongeren. Slechts heel mondjesmaat en met toenemende tegenzin staat de overheid toe dat ouders zelf het heft in handen nemen in de vorm van thuisonderwijs. Hier laat de staat zich van een grimmige kant zien. Ook hier is de burger de dupe van het zelfreferentiele karakter van het overheidsbeleid waar de Nationale Ombudsman zich onlangs ook over uitgelaten heeft[3]. Sander Dekker, de verantwoordelijk staatssecretaris van OCW wil de beperkte mogelijkheden die de leerplichtwet nu nog biedt voor thuisonderwijs zelfs helemaal dichtschroeien. Onbegrijpelijk dat uitgerekend een politicus van liberale huize zich hier van zo’n totalitaire kant laat zien. O tempora, o mores!
Hoezo burgerinitiatief?
De opstelling van de staatssecretaris contrasteert ook sterk met de door de overheid gepropageerde participatiesamenleving. Die komt in allerlei leefdomeinen aardig uit de verf, maar lijkt aan de onderwijssector volstrekt voorbij te gaan. In de jeugdzorg bijvoorbeeld wordt ‘eigen kracht’ gepraktiseerd, gepropageerd en door de overheid gestimuleerd. Als ouders echter blijk geven van burgerinitiatief door zelf het onderwijs voor hun kinderen te organiseren dan stelt diezelfde overheid zich ineens heel anders op. De staat herbergt meerdere zielen in de borst, zo blijkt.
Kinderen van de rekening
Deze opstelling heeft voor veel kinderen dramatische gevolgen. Meest in het oog springend zijn de vele thuiszitters die -soms jarenlang- verstoken zijn van onderwijs. Hun ouders zitten klem tussen de leerplicht waaraan ze niet kunnen en de zorgplicht waar de scholen niet aan willen voldoen. Er zijn er die van de nood een deugd maken door op creatieve wijze voor hun kind zelf een kansrijk leertraject in elkaar te zetten (www.pedeng.nl/slim-vaardig-en-creatief) Je zou dit kunnen verwelkomen als passende, bijdetijdse en zelfs toekomstgerichte manieren om onderwijs en ontwikkeling vorm te geven. In plaats daarvan kiest de overheid voor een zeer onsympathieke, ja zelfs barse opstelling. Het zal je kind maar wezen.
Maar ook bij kinderen en jongeren die wel regulier onderwijs volgen is vaak sprake van een mismatch, zeker als ze door specifiek talent, gedrag, achterstand of juist voorsprong buiten de mainstream vallen waar het onderwijs zich doorgaans op richt. Thuiszitters zijn dus het topje van de ijsberg. En als de Onderwijsinspectie vaststelt dat leerlingen in het voortgezet onderwijs een ernstig gebrek aan motivatie aan de dag leggen, zegt dat dan ook niet iets over de mate waarin onderwijs de jeugd weet te binden en te boeien? Dit alles is voor veel ouders reden om het reguliere onderwijs te mijden en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Als het enigszins kan tenminste, maar dat is in het huidige bestel nu juist het probleem.
3. Thuisonderwijs als hoogste vorm
Draai de redenering eens om
Naar school gaan is de norm en thuisonderwijs wordt in het uiterste geval toegestaan, zo luidt het huidige paradigma. Maar wat als we het eens omdraaiden? Dat we thuisonderwijs als hoogste vorm beschouwen en de school meer als ‘redelijk alternatief’? Vertrekpunt van deze redenering is dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en het onderwijs aan hun kinderen. Thuisonderwijs is dan de meest voor de hand liggende mogelijkheid om die verantwoordelijkheid handen en voeten te geven. Ouders die daarvoor opteren krijgen daarbij ook alle vrijheid, ja zelfs aanmoediging om dit te doen. Maar ouders kunnen die verantwoordelijkheid ook nemen door bewust en kritisch gebruik te maken van de mogelijkheden die het reguliere onderwijs biedt, als dat voor hen een goede optie is. In dat geval kunnen ze rekenen op een ruimhartig dispensatiebeleid. Zij mogen dan ook verwachten dat de kwaliteit van dat onderwijs op orde is en dat het ook in alle opzichten passend is; onderwijs is en blijft immers een voorwerp van aanhoudende zorg voor de regering, zeker als het door de school aangeboden wordt.
Ouders die voor het reguliere onderwijs kiezen doen er dan ook goed aan het advies van Erasmus ter harte te nemen om met een hele goede leraar in zee te gaan. Concrete uitwerking daarvan voor de tegenwoordige tijd is dat zij veel meer zeggenschap dan nu hebben op het personeelsbeleid van de school en dat ze onderwijsgevenden aanspreken op hun beroepsuitoefening. Ze zouden leraren aan moet kunnen spreken op een eed, vergelijkbaar met die van Hippocrates voor de medische stand. Een voorstel daarvoor is te vinden in het artikel achter deze link (www.pedeng.nl/seneca). Een veel grotere bestuurlijke verantwoordelijkheid ligt dan eveneens voor de hand. Zo beschouwd biedt het betoog van Erasmus ook nog aanknopingspunten voor het gesprek over de governance binnen de onderwijssector.
Thuisonderwijs als hoogste vorm
Ouders die opteren voor thuisonderwijs hoeven onder zo’n regime ook niet meer met de pet in de hand belet te vragen bij de overheid of ze alsjeblieft voor een uitzonderingspositie in aanmerking mogen komen. Integendeel, zulk initiatief wordt door de staat en de samenleving juist verwelkomd, gewaardeerd en geprezen. Thuisonderwijs krijgt zo een volwaardige plek in het totale repertoire aan onderwijs- en leervormen dat we in Nederland voor de jeugd in petto hebben. Een vernieuwende vorm ook; een naamgenoot van Desiderius, Daniel Erasmus, wijst op de kansen die thuisonderwijs biedt bij de door velen zo gewenste innovatie van het onderwijs: ‘thuisonderwijsgezinnen zijn de proeftuinen van het onderwijs van deze eeuw’, aldus deze Erasmus[4]. Ook een mooie opsteker, lijkt me. Daarom is er ook veel voor te zeggen om thuisonderwijs een plek te geven in Nederland Kantelt, een beweging die door Jan Rotmans c.s. is ingezet om de transitie die in Nederland op allerlei maatschappelijke terreinen plaatsvindt te herkennen, te duiden en te stimuleren.
Tegenwerpingen
En de bezwaren dan? Bijvoorbeeld dat ouders niet in staat zijn het onderwijs aan hun kinderen zelf ter hand te nemen? Ik zou menen dat er na ruim 50 jaar constructief onderwijsbeleid genoeg burgers zijn die aan wie je dat heel goed kunt overlaten. Heeft de overheid zo weinig vertrouwen in de resultaten van haar eigen beleid dat zij de ouders die mogelijkheid categorisch wil ontzeggen? Vanwaar die krampachtige bejegening van deze vaardige en gemotiveerde burgers?
Maar hoe zit het dan met de leerprestaties van de kinderen die thuisonderwijs genieten, en komen ze nog wel een beetje onder de mensen en in contact met andere kinderen en jongeren? Onderzoek leert dat kinderen die thuisonderwijs genieten minstens zo goed presteren en voor hun vorming en ontwikkeling vaak beter af zijn dan in het reguliere onderwijs. Ook het gebrek aan sociale contacten waar tegenstanders vaak voor vrezen wordt door onderzoek weerlegd. Ouders die thuisonderwijs geven nemen doorgaans zelf de regie als het om die contacten gaat, want ze beseffen hoe belangrijk dat is[5]. Trouwens, hoe gaat een kind goede sociale contacten opbouwen als het zich doodongelukkig voelt op school of daar voortdurend gepest wordt?
Ja, maar lopen we met thuisonderwijs niet het risico van vrijheid-blijheid? Ook dat is te zeggen. Ouders zijn volgens het Burgerlijk Wetboek (artikel 247) verantwoordelijk voor de zorg en de vorming van hun kinderen. Bovendien kan de leerplicht overeind blijven, zij het dat die niet meer wordt uitgelegd als schoolplicht. En dan is er nog de Grondwet die stelt dat het geven van onderwijs weliswaar vrij is, maar onder voorwaarde van toezicht. Je kunt dus niet zomaar wat doen want er zijn redelijk wat wettelijke begrenzingen aan de vrijheid om thuisonderwijs te geven. Maar toegegeven, kwetsbaar punt in de redenering is wel het risico dat ouders de vrijheid voor thuisonderwijs misbruiken door hun kinderen in een sfeer van geïsoleerd en onmaatschappelijk fundamentalisme groot te brengen. Wellicht vergt dat aanvullende wetgeving of de ontwikkeling van een heldere jurisprudentie op basis van de bestaande wettelijke kader. Het zou echter jammer zijn als de vrees voor dit soort misbruik ertoe leidt dat thuisonderwijs categorisch uitgebannen wordt, zoals nu dreigt. Dan gooi je met het badwater het kind weg, en om dat kind is het juist te doen.
Een keurmerk als borging voor kwaliteit
Kansrijk is ook het initiatief van de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs om een keurmerk voor thuisonderwijs te gaan hanteren[6]. Dit keurmerk biedt een ‘borg dat het door ouders gegeven onderwijs deugdelijk is. Die borg geeft zekerheid aan ouders, kind en samenleving. Verwerving van het bijbehorende certificaat betekent dat de kwaliteit van het gegeven thuisonderwijs in orde is en dat de jeugdige ruime mogelijkheden heeft om zijn of haar talenten te ontwikkelen’. Zo’n keurmerk kan een goed instrument zijn om thuisonderwijs in te kaderen en om de aarzelingen en zorg rond thuisonderwijs te ondervangen. Trouwens, zou het daarbij niet interessant zijn om de criteria voor dat keurmerk ook eens op het reguliere onderwijs toe te passen?
4. Thuisonderwijs als Haarlemmerolie?
Is thuisonderwijs de therapie voor alles wat er mis is in het onderwijs? Uiteraard niet. Maar het biedt tenminste een uitkomst voor de grote groep kinderen en jongeren voor wie het huidige onderwijs niet kan bieden wat het pretendeert en voor ouders die daarom zelf hun verantwoordelijkheid willen nemen. Thuisonderwijs kan voor veel kinderen en jongeren bij uitstek passend onderwijs zijn. En voor ouders die opteren voor het reguliere onderwijs kan deze benadering leiden tot een bewustere schoolkeuze en voor meer betrokkenheid bij de kwaliteit van het onderwijs.
Een onbevangen debat
Dit pleidooi zal ongetwijfeld allerlei bezwaren oproepen. Voor geen ervan ben ik ongevoelig. Maar laten we de pro’s en contra’s van thuisonderwijs wel zorgvuldig afwegen in een open debat dat ontdaan is van de emoties, de indianenverhalen en de dogma’s die nu de discussie domineren. De centrale vraag is dan: wat zou er gebeuren als we de redenering in dit artikel in de praktijk brengen? Laten we hopen en verwachten dat de inventarisatie die in opdracht van de staatssecretaris gemaakt wordt de ingrediënten biedt voor zo’n onbevangen debat. Dat is wel het minste wat we kunnen doen voor de vele kinderen en jongeren voor wie thuisonderwijs de aangewezen route is. En voor hun ouders.
Hoe schitterend haar resultaat….
Nog één keer Erasmus tot slot. Met een aansporing die het hart van ieder die zich inzet voor de jeugd sneller zal doen kloppen: ‘Bedenk hoeveel je van je zoontje houdt, hoe veelzijdig en veeleisend een goede opvoeding is, maar ook hoe schitterend haar resultaat. Vergeet niet hoe vlot een kind alles opneemt en hoe soepel zijn geest is, hoe gemakkelijk het iets aanleert dat goed is en bij de menselijke natuur past, zeker als een vriendelijke, deskundige man het spelenderwijs weet aan te brengen’.
Noten
[1] Tweede Kamer 31135, nr.49. Brief van de staatssecretaris van OCW over ‘ Onderwijs op een andere locatie dan de school’
[2] Erasmus. De Opvoeding van Kinderen. In Desiderius Erasmus, Verzamelde Werken. Deel 3, Opvoeding. Amsterdam 2006
[3] https://www.nationaleombudsman.nl/nieuws/2015/invoering-pgb-trekkingsrecht-schoolvoorbeeld-van-hoe-het-niet-moet
[4] Daniel Erasmus. Verbied thuisonderwijs niet, het jaagt gezinnen weg. NRC, 14 september 2014
[5] Kohnstamminstituut UvA. Thuisonderwijs heeft ook in Nederland recht van bestaan. Amsterdam 2013
[6] http://www.stichtingkeurmerkthuisonderwijs.nl
Geef een reactie