Tussen Youp van ’t Hek en het onderwijs wilde het niet bepaald boteren. Hij haalde met moeite de mulo en deed op verschillende HBS’en vruchteloze pogingen zijn schoolcarrière te vervolgen. Geen school wilde hem nog. Hoe moest het verder met Youp, die uit een gezin kwam waar iedereen het eigenlijk wel aardig deed op school? En dan in het Gooi, al helemaal een omgeving waar je liever niet mislukt. Youp mocht aan het werk bij de vader van een vriend van hem. Die had een slijterij en kon wel een assistent gebruiken. Youp deed daar alles wat er voor nodig is zo’n zaak goed te laten draaien. De slijter schakelde hem op zeker moment ook in om reclameteksten te maken, en daar bleek Youp aardigheid in te hebben. Hij raakte thuis in uitdrukkingen als “goed op hout” en “fruitige afdronk” en begon daar steeds meer mee te spelen. Zo ontdekte hij zijn taaltalent, wat de basis vormt van zijn carrière als cabaretier. Van ’t Hek vertelde dit verhaal tijdens een van zijn voorstellingen in Carré. Toen hij klaar was vroeg hij om licht en groot applaus. Want zijn vroegere baas zat in de zaal, en Youp wilde hem de eer bewijzen voor het feit dat hij wél iets in hem had gezien en hem kansen had geboden, daar waar zijn hele omgeving hem opgegeven had.
Geef een reactie