Leraren doen er bij hun eisen en acties goed aan steun en draagvlak te zoeken bij burgers, in eerste instantie bij burgers met schoolgaande kinderen. Ouders hebben immers groot belang bij goede leraren die navenant betaald worden en die van passende arbeidsvoorwaarden kunnen profiteren. Dat is niet alleen een belang van ouders, het is een verantwoordelijkheid en een opdracht. Laten leraren daarom op 6 november a.s. de stakingsdag aangrijpen om een begin te maken met een hecht en krachtig bondgenootschap.
Vanwaar dit pleidooi?
Ouders hebben volgens de wet de primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding en vorming van hun kinderen. Die verantwoordelijkheid houdt eerst en vooral in dat ze daar zelf werk van maken. Die verantwoordelijkheid impliceert ook dat ze heel zorgvuldig zijn in de keuze van personen aan wie ze hun kinderen toevertrouwen voor die opvoeding en vorming. Leraren zijn zulke personen. Die zorgvuldigheid betekent in elk geval dat ouders goed kijken welke school voor hun kind het meest geschikt is, en dat ze zich vergewissen van de toewijding en vakbekwaamheid van de leraren. Ouders horen leraren daarop te bevragen en zo nodig aan te spreken, en leraren moeten beseffen dat ouders dat met recht en reden doen.
Maar dan ook boter bij de vis. Als ouders goede leraren willen voor de vorming van hun kostbaarste bezit dan moet je niet voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Dan moet je je als ouder bekommeren om het salaris van leraren en om arbeidsomstandigheden die maken dat ze hun werk gemotiveerd en naar beste vermogen verrichten. Ook respect en waardering van ouders voor de leraren hoort daarbij. Nu hebben ouders weinig te zeggen over de arbeidsvoorwaarden van leraren, maar dat laat onverlet dat ze er groot belang bij hebben dat die goed op orde zijn. Sterker nog, er ligt hier een opdracht aan ouders; ze zijn het aan hun kinderen verplicht. Ouders kunnen zich op meerdere manieren voor dit belangrijke doel in zetten.
In de eerste plaats door hun -overigens beperkte- formele invloed maximaal aan te wenden om het financiële en personele beleid van het schoolbestuur in positieve zin te beïnvloeden. Ouders benutten daarvoor de medezeggenschap. Maar ze kunnen zich ook richten tot de Raden van Toezicht van de schoolbesturen; die zijn er immers voor erop toe te zien dat schoolbesturen de beslissingen nemen die in het belang zijn van de ouders en van de samenleving. Leraren kunnen ouders daarbij van munitie voorzien, en dan helpt het als leraren en ouders elkaar goed weten te vinden.
In de tweede plaats kunnen ouders informele invloed uitoefenen op het lerarenbeleid. Zij hebben immers als burgers belang bij goede publieke voorzieningen. Bovendien zijn ze belastingbetalers op grond waarvan ze bij de overheid aanspraak mogen maken op waar voor hun geld. Dit geldt overigens ook voor burgers zonder (schoolgaande) kinderen; zijn zij niet evenzeer gebaat bij goed onderwijs? Burgers vormen met elkaar een enorm electoraat, dus als er bij hen een beweging ontstaat die aangejaagd wordt door een sterk en doorleefd besef van de urgentie dan moet dat van invloed zijn op de inzet van politieke partijen en op het overheidsbeleid. Weten leraren de burgers voor hun zaak te winnen, dan hebben ze een machtige medestander.
In de derde plaats. Stel je nu eens voor dat er onder burgers mensen opstaan die zich op een vergelijkbare wijze als Hugo Borst druk maken over de problemen waar scholen en leraren mee kampen. Dan moet je het dus hebben van bekende en goocheme Nederlanders die goed in staat zijn de publieke opinie en de politiek te doordringen van de ernst van de situatie. Nu was de actie van Borst een spontane, ingegeven vanuit authentieke verontwaardiging en zorg over wat er in de verpleeghuizen aan de hand is. Maar je kunt zulk initiatief ook uitlokken. Misschien volstaat het om potentiele voorvechters uit de burgerij op het idee te brengen om zo’n acties op touw te zetten. Want dat er zulke personen zijn lijdt geen twijfel. Hier in Rotterdam zou dat Lee Towers kunnen zijn.
Ten vierde. Leraren zijn er terecht verontwaardigd over dat ze nauwelijks iets gemerkt hebben van de vele miljarden die de afgelopen jaren in het onderwijs gestoken zijn. Maar dat geldt dan toch ook voor de burgers die via de blauwe brief hun bijdrage hebben geleverd aan die publieke middelen? Laat hen dan delen in de emotie die de leraren hebben over deze gang van zaken, op zijn minst door hen te informeren over bevindingen van het onderzoek van Frans van Haandel c.s. Ook dat zal de zaak wat beter op scherp zetten.
Kortom. Burgers, al dan niet met schoolgaande kinderen, kunnen voor leraren een machtige medestander zijn in hun strijd voor salaris, werkdrukvermindering en andere gerechtvaardigde arbeidsvoorwaarden. Burgers hebben immers allemaal belang bij goed onderwijs. Maak daarom gemene zaak met hen en benut de Dag van de Leraar op 5 oktober om daarmee een begin te maken. Daarna zijn er nog vele mogelijkheden en gelegenheden om tot een hecht en krachtig bondgenootschap te komen. Grijp dus je kansen, leraren van Nederland!
Het bijpassende muziekfragment: https://youtu.be/bovhMnyQkbw