Rotterdam Groeit, het Beleidskader Jeugd 2015-2020 smaakt naar meer. Had het jeugdbeleid in onze stad tot op heden een sterk categoraal karakter, nu wordt ingezet op een inclusieve benadering waarin iedereen en elke relevante discipline gewaardeerd wordt om zijn inbreng in de kwaliteit van leven en het toekomstperspectief van de Rotterdamse jeugd. In de nota wordt het goed opgebouwd door te redeneren vanaf de vroegste jeugd naar latere leeftijdsfasen. Dat is ook strategisch een goede aanpak want zo ontstaat tijd en ruimte voor een proces waarbij het huidige categorale jeugdbeleid geleidelijk plaatsmaakt voor een steeds inclusievere inzet. Hieronder een reactie in 12 punten.
1. Noodzakelijk
De inclusieve benadering van het Beleidskader Jeugd is de manier om Rotterdamse kinderen en jongeren in alle opzichten uit de verf te laten komen. Dat is ook harde noodzaak, want wie de cijfers ziet moet vaststellen dat de jeugd in Rotterdam niet goed af is. Die cijfers zijn gemiddelden, maar hou je rekening met variantie dat moet je vrezen voor de omstandigheden voor de kinderen die in achterstandswijken opgroeien. Zeker van de focuswijken op Rotterdam Zuid is dat al langer bekend. Is dit niet onze eer te na, uitgerekend in de stad waarin Erasmus ooit zijn vroege jeugd heeft doorgebracht? Het College staat positief jeugdbeleid voor. Welnu, als dat ergens nodig is dan wel in de Rotterdamse achterstandswijken, aan weerskanten van de Nieuwe Maas. Positief jeugdbeleid veronderstelt een doordachte en duurzame investering op alle dimensies die ertoe in de kwaliteit van leven van deze kinderen: armoedebestrijding, huisvesting en gezinsstructuur, goed ouderschap, zorg voor de vroege jeugd, onderwijs, jeugdzorg, zinvolle vrijetijdsbesteding en een hechte gemeenschap in de vorm van een pedagogische civil society.
2. Rotterdam als landelijke voortrekker
Laat Rotterdams jeugdbeleid ook vooral Nederlands jeugdbeleid zijn. Ik roep de Rotterdamse politici en bestuurders dan ook op dit beleidskader te pluggen bij hun landelijke evenknieën en te bevorderen dat deze aanpak in de landelijke verkiezingsprogramma’s een plek krijgt. Want je moet in opeenvolgende regeerakkoorden met een kaarsje zoeken naar visie en samenhang in wat de landelijke overheid met de jeugd voor heeft. Vergeefs, want die visie en die samenhang zijn er niet. Een gezamenlijk inzet is een noodzakelijke voorwaarde om kinderen en jongeren op te laten groeien en te vormen tot mensen aan wie we de toekomst van onze stad en ons land met een gerust hart kunnen toevertrouwen. Als Rotterdam hier als goed voorbeeld voor landelijk beleid naar voren komt dan mogen we ons met recht en reden stad van Erasmus noemen.
3. Economische, maatschappelijke en morele urgentie
Positief jeugdbeleid is dus zeker in achterstandswijken urgent. Vanwege de kosten die we kunnen besparen als kinderen van jongsaf in een omgeving opgroeien die wordt gekenmerkt door liefde, structuur en uitdaging. Vanwege het belang van een levende democratie en van saamhorigheid, want wie zich hier niet welkom voelt of het hier niet kan maken valt gemakkelijk ten prooi aan maatschappelijke uitsluiting. Maar het is vooral ook een morele opdracht: wij laten onze jonge medeburgers toch niet aan hun lot over?
4. Protesteer en investeer!
Daarom is investeren zo van belang, juist in een situatie waarin de landelijke inzet op de jeugd in achterstandswijken verslapt. De verontwaardiging van het College over de bezuinigingen op geld voor onderwijsachterstanden is volledig terecht. Maar laat die emotie zich dan ook uitbreiden naar armoede, bestaansonzekerheid en gammele huisvesting bij de gezinnen, een onderwijsstelsel dat voor deze kinderen niet werkt, het ontbreken van inburgeringsbeleid waardoor er te weinig push-factor is voor hun ouders en kortingen op andere overheidsbudgetten, zoals het Gemeentefonds, waardoor belangrijke disciplines als sport, kunst en cultuur, kinderwelzijn en jongerenwerk, jeugdzorg onder druk komen te staan.
Maak dit jeugdbeleid daarom tot een prominent onderdeel van een Rotterdamse investeringsagenda. Dat loont alleszins de moeite want ‘equity pays off’, zoals de OECD herhaaldelijk aanvoert. Van dubbeltjes zijn wel degelijk kwartjes te maken, en als we ons daarvoor inspannen krijgen we die waardevermeerdering ook.
5. Maatschappelijke scheidingen overbruggen
Behartenswaardig voor het Rotterdamse jeugdbeleid is Robert Putnam’s Our Kids. Een doorwrochte en goed onderbouwde studie naar de groeiende maatschappelijke ongelijkheid in de VS, een ontwikkeling die funest is voor de kinderen en jongeren die aan de verkeerde kant van de scheidslijn staan. Putnam’s remedie is omvattend en heeft betrekking op alle dimensies die ertoe in de ontwikkeling van de jeugd in achterstandswijken. Uit zijn pleidooi trek ik de conclusie dat het in de achterstandswijken moet wemelen van de goede mensen aan wie kinderen en jongeren zich kunnen hechten en optrekken, en die met elkaar en klokjerond een omgeving creëren waarin de jeugd gedijt, groeit en alles leert wat hen tot ‘aardige, vaardige en waardige’ mensen maakt. Een belangrijke waarschuwing en een even belangrijk pleidooi, want ook in Rotterdam dreigt de wereld van de jeugd in achterstandswijken uiteen te vallen. Terecht zegt Marco Pastors dat we -als we niet uitkijken- en grotere tweedeling krijgen tussen de goede wijken waar het steeds beter en de slechte wijken waar het steeds slechter gaat. Wie mocht denken dat het allemaal wel meevalt vergist zich dan ook zeer. Robert Putnam spreekt hier in het bijzonder de maatschappelijke en politieke elites aan: ‘they are our kids too’.
Laten we onze stad van ‘hand in hand’ uit elkaar vallen? Ik dacht het niet. Het Beleidskader Jeugd biedt prachtige kansen om de Rotterdamse saamhorigheid te versterken, want niets verbindt zo sterk als een gezamenlijke opdracht voor de Rotterdamse jeugd. Als we ons met zijn allen richten op de kwaliteit van leven van de jonge Rotterdammers en hun toekomstperspectief, dan kunnen het ons toch niet veroorloven langs elkaar heen te werken of met de rug naar elkaar te staan? Inclusiviteit moet hier ook in politieke zin te worden opgevat. Ieder stel weet immers dat je niet ruzie gaat maken waar de kinderen bij zijn.
6. De school als partner in een brede alliantie
Het beleidskader jeugd biedt ook ruime kansen de horizontale oriëntatie van scholen en leraren te versterken. De inclusieve inzet waar ik voor pleit zet onderwijs niet zo centraal als nu gebeurt, maar spoort scholen en leraren aan zich veel meer als partner te voegen in de brede allianties op wijk- en gebiedsniveau waarvoor het beleidskader het perspectief schetst. De ontwikkeling en vorming van de jeugd kan immers onmogelijk de exclusieve opdracht van de school en de leraar zijn? Dat hoeft ook niet, het is in de praktijk ook niet zo en het is ook nooit zo geweest. Zoals het Platform Onderwijs2032 terecht stelt doen ook anderen er toe, zoals het familieverband, babyzorg, vroege jeugdvoorzieningen, kinderopvang, maatschappelijke en culturele instellingen, science-centra, musea, bibliotheken, sportverenigingen en bedrijven. Daarom is verbinding tussen iedereen die ertoe doet bij de jeugd zo belangrijk. En laat de gemeente dan ook verantwoordelijkheid nemen voor het voortbestaan van alle instellingen die van belang zijn voor de ontwikkeling van de jeugd.
Meer horizontale oriëntatie kan ook bijdragen aan de vermindering van de werkdruk bij leraren, een werkdruk die mede veroorzaakt wordt door de exclusieve positie die hen wordt aangepraat. De leraar maakt niet in zijn eentje Het Verschil maar hij mag er op vertrouwen dat dit ook bij vele anderen het geval is; zo wordt al die anderen ook recht gedaan. Zo kan het Beleidskader Jeugd ook voor leraren soelaas bieden want die werkdruk is echt hoog en heeft een contraproductief effect op de kwaliteit van het onderwijs. Was in 2000 het aantal leraren met burn-out nog 1 op 8, inmiddels is dat toegenomen naar 1 op 5, en het ligt niet in de rede dat dit het moyenne in Rotterdam een gunstiger beeld oplevert. Laat leraren zich dus verbinden met de velen die zich vanuit andere disciplines inzetten voor de jeugd. Vele handen maken licht werk.
7. Ouders zijn burgers met kinderen
Terecht wordt in het in het Beleidskader Jeugd gewezen op de primaire verantwoordelijkheid van ouders voor de groei en ontwikkeling van hun kinderen. Maar kunnen ze die positie ook altijd waarmaken? De transitie van de jeugdzorg moest een transformatie inluiden in de richting van een pedagogische civil society. Die komt erop neer dat burgers, vooral die met kinderen, minder vaak een vis krijgen aangereikt en in plaats daarvan moeten leren zelf te vissen. De wijkteams is daarbij een belangrijke rol toegedicht. Maar werkt dat ook zo als zo’n team tot over de oren in het werk zit om te interveniëren in acute probleemsituaties en om brandjes te blussen? Bovendien, iemand een vis geven of iemand leren hengelen, het zijn twee totaal verschillende metiers. Ligt het dan niet meer voor de hand een langdurig ouderprogramma op te zetten dat op die grotere zelfbewustzijn gericht is en een grotere handelingsbekwaamheid; onder meer door gezinsondersteuning, armoedebestrijding, aan inburgering, taal en alles wat er voor nodig is om deze burgers in de Rotterdamse samenleving een volwaardige plek in te doen nemen? Het is zoals de hoogleraar Rob Vinke eens zei: ‘ik heb heel veel hulp nodig gehad om het zelf te redden’.
9. Het Beleidskader Jeugd is een goed idee
Als in Rotterdam dit jeugdbeleid concreet handen en voeten krijgt dan verdient de stad ook om die reden een plek in de Lonely Planet. Dan is de stad niet alleen interessant voor toeristen maar ook voor hen die willen wonen in een stad waar je je kind graag op wilt laten groeien. Dit in de eerste plaats dankzij de velen die hun beste krachten inzetten voor de Rotterdamse jeugd. En voor al diegenen die zich landelijk en internationaal bezighouden met de vraag hoe je in een stedelijke omgeving jeugdbeleid kunt voeren dat echt zoden aan de dijk zet.
Maar het moet zich in de praktijk bewijzen. Dat kan ook want het ritselt in onze stad van de velen die zich met hart, ziel en intelligentie inzetten voor de jeugd, en die daar vaak ook een voortrekkersrol vervullen. Laat ze maar schuiven en zoek als gemeentebestuur en ambtenarij naar vormen van ondersteuning, facilitering en sturing waarin die velen zich gewaardeerd en gemotiveerd weten het beste uit zichzelf te halen. Zoals dirigent Eduard van Beinum ooit zei tegen een solist van het Concertgebouworkest: ‘speelt u maar zoals u denkt dat het moet, ik volg u wel’.
10. Kansen voor een duurzame cultuuromslag
Het jeugdbeleid biedt dan ook bij uitstek kansen om werk te maken van de intenties en de beloften van het Rotterdamse Coalitieakkoord. Dat vraagt van bestuurders en ambtenaren een veel grondiger herziening van hun bestuursfilosofie dan nu wordt voorgesteld in de stukken over de herijking van de bedrijfscultuur. Want die is toch wel erg veilig, strookt niet met de beloften uit het Coalitieakkoord en komt niet in de buurt van de avontuurlijkheid die deze stad kenmerkt. Stop daarom met afstandelijke top-down sturing en opereer op basis van presentie, verstand en fijngevoeligheid voor wat in de stad leeft, voor wat burgers initiëren en voor wat de dagelijkse werkers van de publieke zaak bezighoudt en motiveert. Voor minder moeten we niet gaan als het om de inzet voor onze jeugdige medeburgers gaat.
11. Rotterdammers aan zet!
Laat toch vooral de inzet van de Rotterdammers zelf de basis zijn voor het jeugdbeleid en laat hen daarvan de dynamiek en de duurzaamheid bepalen. Laat hen het verhaal maken. Betrek hen niet bij het beleid, maar draai het om: handel zo dat de burgers en de dagelijkse werkers in de pedagogische en educatieve frontlinie betrokkenheid van de overheid ervaren bij wat zij doen en ondernemen. Verlaat je burelen en laat je zien in de wijken en bij de mensen die de publieke pedagogische zaak met hoofd, hart en handen dienen. Wees een actieve scout bij het zoeken naar de pedagogische ‘best persons’ in de wijken en biedt ze ook de morele en financiële waardering voor het pionierswerk dat ze vaak al jaren verrichten. Laten beleids- en beslisambtenaren in de haarvaten van de stad kruipen zodat ze er niet via via achter komen wat daar aan de hand is. En niet in de laatste plaats: hou het jeugdbeleid zoveel weg van de politieke zigzag die het van achtereenvolgende Colleges heeft moeten verduren. De burgers en de werkers in de pedagogische en educatieve frontlinie hebben behoefte aan continuit, waardering en bestuurlijke bedachtzaamheid om hun belangrijke opdracht uit de verf te laten komen.
12. Zet het door en hou het vol
Worden deze keuzes niet gemaakt dan zal het Beleidskader Jeugd een kortstondig leven beschoren zijn en gaat het de weg van de jeugdkansenzones, de kindvriendelijke wijken, de brede school, ‘een toekomst voor talent ‘en de children’s zone, allemaal bijgezet in de Boulevard of Broken Dreams die achtereenvolgende colleges over het jeugdbeleid hebben aangelegd. Het Beleidskader Jeugd bevat goede woorden, nu de daden. Die van de Rotterdammers zelf.