Het zou toch wel heel raar zijn als onderwijsgevenden niet in actie komen voor hun arbeidsvoorwaarden. Ik kan geen leraar tegenkomen of hij klaagt over werkdruk en over de manier waarop hij door overheid, bestuur en samenleving bejegend wordt. De burnout in het onderwijs is de hoogste van alle maatschappelijke sectoren. De sturing vanuit overheid en bestuur belemmert de armslag die nodig is het onderwijs zo te verzorgen dat het optimaal tegemoetkomt aan wat de jeugd aan onderwijs en vorming nodig heeft. Nog maar enkele jaren geleden was de Arena gevuld met een massa leraren die zich tegen het passend onderwijs keerden. Waar zijn zij gebleven? Moeten de ouders van de vele thuiszitters nu de kastanjes uit het vuur halen? Zelfs al zouden leraren niet voor zichzelf in actie komen, dan toch zeker voor de jeugd voor wie ze werken?
Er is dus alle reden tot actie, en met Jelmer Evers ben ik het ook eens dat de klassieke vorm van staken niet de beste manier is om aandacht te vestigen op je arbeidsomstandigheden. Na een dag hossen op het Malieveld heb je het wel gehad en langdurig nietsdoen is voor leraren ook geen optie. Bovendien geven dergelijke demonstraties blijk van een povere didactiek. Juist van leraren mag je toch verwachten dat ze bij de vormgeving van hun acties gebruik maken van hun brede handelingsrepertoire om anderen effectief iets bij te brengen? Waarom dan geen acties op touw zetten die naast die aandachtfunctie ook een directe positieve invloed hebben op de kwaliteit van je beroepsuitoefening en dientengevolge aan de vorming en ontwikkeling van de jeugd? Daarvoor doe ik hieronder de suggestie voor twee acties die – zeker in combinatie uitgevoerd- een sterk effect hebben op de doelen die je met een staking hebt: aandacht vragen en onderwijs verbeteren. Ik noem ze de Er-Op-Uit Actie en de Minder-Is-Meer-Actie. Ik beschrijf ze eerst en licht ze daarna toe.
1. De Er-Op-Uit Actie
De school gaat een week dicht. De leraren benutten die week voor een intensieve verkenning van de leefwereld van hun leerlingen en van hun dagelijkse activiteiten, en voor een kennismaking met de personen die er in hun leven toe doen. Zoals ouders en anderen in de naaste omgeving van de jeugd, de velen die zich vanuit disciplines als de babyzorg, speeltuin, kinderopvang, sport, kunstbeoefening, scouting, jongerenwerk, jeugdzorg, de supermarkt waar ze een baantje hebben, de plek waar ze de maatschappelijke stage doorbrengen en wat dies meer zij. Ze zullen velen ontmoeten die zich beroepsmatig dan wel vrijwillig, bewust of onbewust, inzetten voor de jeugd. Organisatorisch hoeft deze actie niet ingewikkeld te zijn omdat de leerlingen als gids fungeren; zij nemen hun leraren mee naar de plekken waar het voor hen gebeurt en naar de personen die er voor hen toe doen. Zoals als Ralph McTell ooit zong: ‘Let me take you by the hand, and I’ll show something that makes you change your mind’.
Op deze manier krijgen leraren inzicht in en gevoel voor de dagelijkse wereld van hun leerlingen. Leraren komen er zo ook achter wie -naast henzelf- relevante anderen zijn in het leven van hun leerlingen en wie zich nog meer inzetten voor hun vorming en ontwikkeling. Ze zullen positief verrast zijn over de intelligentie en authenticiteit waarmee deze medestanders dat werk doen. Zodoende gaan leraren beseffen dat ze er niet alleen voor staan, en dat ze de facto bondgenoten hebben waarvan ze niet wisten dat die bestonden. Het kan arrangementen opleveren waarbij de pedagogische en educatieve opdracht veel meer een gezamenlijke inzet wordt met een slimme taakverdeling. Zo zullen alle partijen leerzame ervaringen opdoen met ‘inverdieneffecten’ op de vorming en ontwikkeling van de jeugd. De Er-Op-Uit Actie is vanuit maatschappelijk, pedagogisch en educatief oogpunt dan ook alleszins verdedigbaar, ja zelfs toe te juichen. En het zal de gunfactor van de leraren aanzienlijk vergroten, zeker als je deze aanpak vergelijkt met de klassieke wijze van staken. En als leraren de smaak te pakken krijgen van deze actie dan plakken ze er toch gewoon nog een week aan vast? De Er-Op-Uit actie biedt een mooi avontuur met een prachtig risico, om met Gert Biesta te spreken.
2. De Minder -Is-Meer-Actie
Deze actie is complementair aan de eerste en heeft een permanent karakter. De Minder-Is-Meer-Actie houdt in dat leraren de verplichte contacttijd met 10% verminderen, dus dat ze 10% minder lesgeven. Die tijdwordt besteed aan alle activiteiten waar leraren nu onvoldoende aan toe komen zoals gezamenlijke reflectie, intervisie, vakoverstijgend initiatief, deskundigheidsbevordering, verdieping, contact met de hierboven beschreven bondgenoten en andere activiteiten die er aan bijdragen dat leraren meer toe- en uitgerust voor de klas staan. De opbrengst daarvan is dat de 90% contacturen die overblijven een veel grotere pedagogische en educatieve kwaliteit hebben, zodat het rendement van die tijdsbesteding een stuk hoger is. Leerlingen zijn met deze werkwijze veel beter af dan met de huidige situatie waarin leraren in een haast permanente staat van overspanning hun werk moeten doen. Derhalve een alleszins verantwoorde en toe te juichen actie omdat die bijdraagt aan de kwaliteit van de beroepsuitoefening en de leeropbrengsten van de leerlingen.
Waarom deze suggesties?
Contraproductieve governance
Leraren hebben last van de sturing die hen vanwege de overheid en het onderwijsbestuur is opgelegd. Factoren als minimale verplichte contacttijd, prestatie-indicatoren, de aard van het Inspectietoezicht, toenemende maatschappelijke aanspraken en een lage beroepsstatus hebben in combinatie tot gevolg dat de werkdruk onnodig hoog is en de intrinsieke motivatie en de beroepstrots te lijden hebben. Dit schaadt de kwaliteit en de toegevoegde waarde van het onderwijs. Het pedagogisch handelen staat onder druk wat negatieve implicaties heeft voor de passendheid van het onderwijs en er is sprake van een verschraling van het pakket aan kennis en vaardigheden dat leraren de jeugd graag bij willen brengen. Onderwijs kent in vergelijking met andere maatschappelijke sectoren de hoogste burnout en dat neemt nog toe toe: leraren die dit overkomt zijn de thuiszitters van de beroepsgroep. Dit alles is slecht voor de leraren, slecht voor de jeugd, slecht voor de samenleving en slecht voor de belastingbetaler die door dit sturingsmodel onvoldoende waar voor zijn geld krijgt.
Atlassyndroom
Maar scholen en leraren hebben die werkdruk ook aan zich zelf te wijten. Want als de school zichzelf profileert als dé plek waar de jeugd zijn kennis, vaardigheden, vorming en ontwikkeling opdoet, en als leraren het zich voortdurend aan laten leunen dat zij Het Verschil maken, dan moeten ze niet raar opkijken als vanuit de samenleving en de overheid een overvloed van aanspraken en verwachtingen op hen af komt. Het maatschappelijk discours over onderwijs (geëntameerd o.a door Onderwijs2032, Nationale Denktank, Nederland Kantelt en Het Alternatief) doet daar nog een flinke schep bovenop want de centrale boodschap daarvan is Dat Het In de School Moet Gebeuren En Dat de Leraar Dat Moet Doen. Die aanhoudende en breed gepushte overschatting van onderwijs is een dubieuze eer want leraren krijgen daardoor opgedrongen dat de hele vorming en ontwikkeling van de jeugd van hen afhangt en dat is natuurlijk zeer belastend. Het zet de school en de leraar bovendien in een isolement, terwijl je van onderwijs nu juist verwacht dat het een venster op de wereld biedt. Scholen en leraren snijden zich met deze attitude dus flink in de vingers dosage for prozac. Maar leraren die zelf kinderen hebben of die de leefwereld van de jeugd goed kennen kunnen beter weten: hun invloed op de ontwikkeling van de jeugd is een betrekkelijke. Want de leefwereld van kinderen en jongeren wordt bevolkt door een rijk palet aan personen en partijen die zich eveneens, elk vanuit hun eigen optiek en verantwoordelijkheid voor de jeugd inzetten: ouders, vrijwilligers en beroepskrachten uit allerlei leefdomeinen en disciplines die er voor kinderen en jongeren toe doen. Leraren kunnen van die inzet profiteren als ze deze personen leren kennen en hen ook als bondgenoten gaan zien in een gezamenlijke pedagogische en educatieve opdracht. En aangezien vele handen licht werk maken biedt zo’n bondgenootschap kansen op werkdrukvermindering, verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en vooral: een perspectief op de beste condities voor de ontwikkeling en de vorming van de jeugd. Met elkaar kun je veel meer voor kinderen en jongeren betekenen dan zonder elkaar.
Als nou zelfs de staatssecretaris het zegt!
Met deze acties kunnen leraren ontsnappen aan de de ‘tirannie die hen het hert doorwondt’ en in het isolement dat zozeer bijdraagt aan hun overbelasting. Ik zou het dus gewoon doen en volgens mij kunnen schoolleiders en onderwijsbestuurders dit alleen maar van harte ondersteunen. Laat leraren er bovendien vanuit gaan dat tenminste één persoon achter hen staat, staatssecretaris Sander Dekker. Want heeft hij niet bij herhaling gezegd dat als je het gevoel hebt dat je iets doet wat niet bijdraagt aan beter onderwijs of wat niet in het belang is van de leerlingen, dat je er dan gewoon mee stopt? Welke wetten zijn er dan nog en welke praktische bezwaren kunnen er zijn die het omzetten van droom in daad belemmeren? De jeugd zal er wel bij varen.
Geef een reactie