Open brief aan de onderwijswoordvoerders in de Tweede Kamer
Geachte onderwijswoordvoerders,
Op woensdag 26 mei a.s. is er in uw Commissie een rondetafelgesprek over het Nationaal Onderwijsprogramma (NPO). Daarbij zal het ongetwijfeld gaan over de besteding van de 8,5 miljard dat voor het NPO is uitgetrokken. In dit bericht geef ik u dringend in overweging om een substantieel deel van dit budget over te hevelen naar andere sectoren die van belang zijn voor kansen en de vorming van onze kinderen en jongeren. Dat dient zowel hun belangen als dat van een passende en doeltreffende besteding van belastinggeld. Dit is uitgewerkt in vier voorstellen die zo constructief zijn dat u er niet om heen kunt.
1. Het NPO-budget gaat alle perken te buiten
Vooraf. Ik woon op Feijenoord en ben betrokken en belanghebbend bij de vorming van de jeugd in deze aandachtswijk. Ik ben ook burger van dit land en zit nu nog naar adem te happen na de recente berichtgeving over het financiële wanbeleid van de Regering. In beide hoedanigheden meen ik dat onderwijs in het bredere jeugdbeleid zodanig overschat wordt dat er een disproportioneel grote hoeveelheid veel geld naar toe gaat. Geld bovendien waarvan een flink deel aan de strijkstok blijft hangen. Dat is zeker het geval als je dit vergelijkt met de middelen die beschikbaar zijn voor andere werksoorten die er toe doen in het leven en de vorming van de jeugd: die komen er doorgaans aanzienlijk bekaaider van af en dat is volkomen ten onrechte. Maar het budget voor het NPO overschrijdt werkelijk alle grenzen van het fatsoen dat een integere besteding van belastinggeld vergt. De onderwijssector weet van gekkigheid niet wat ze er mee aan moeten, zo blijkt alom. Dat heb je ervan als de zo contraproductieve verkokering in het jeugd- en onderwijsbeleid nooit eens stevig wordt aangepakt. Dat is echter nu wel mogelijk, door een substantieel deel van het NPO-budget te gunnen aan andere jeugdsectoren. Dit is uitgewerkt in de volgende vier voorstellen.
2. Vier voorstellen die de kansen van de jeugd versterken en die een passender besteding van belastinggeld zijn
- Dring bij de Regering aan op vermindering van het budget voor het NPO met minstens de helft, zodanig dat er een bedrag overblijft waarvoor de onderwijssector wél een zinvolle bestemming weet te vinden.
- Dring er bij de Regering eveneens op aan dat die andere helft ten goede komt aan werkers in andere sectoren die van belang zijn voor de kansen en de vorming van de jeugd. En aan samenlevingsopbouw in aandachtswijken gericht op ‘villages to raise a child’. Ik raad u aan hierbij aan samen op te trekken met uw ambtgenoten die over die jeugdsectoren gaan
- Dring er bij de Regering verder op aan dat die andere helft wordt verdeeld over de gemeenten en nodig hen uit het zo aan te wenden dat dit de kansen op vorming van de jeugd ten goede komt, onder de voorwaarden genoemd bij voorstel 2.
- Dring er bij de Regering tenslotte op aan dat die met een structureel programma komt gericht op de brede vorming van de jeugd die nu de kansen daarop misloopt. Een Deltaplan desgewenst, maar hoe dan ook een programma dat iedereen die er toe doet in het leven van de jeugd waardeert en erkent op diens inzet. Trek bij de opzet en uitwerking ervan ook hier nadrukkelijk samen met uw ambtgenoten die over andere voor de jeugd relevante werksoorten gaan. Dit is immers een ‘joint effort’.
3. Algemene toelichting. De vorming van de jeugd is een taak voor velen
Mensen worden niet geboren maar gevormd, zo schrijft Erasmus. Die vorming houdt in dat de jeugd in velerlei opzicht uit de verf komt: persoonlijk, sociaal, cognitief, creatief, artistiek, sportief, fysiek, psychisch, motorisch, praktisch, qua gezondheid, professioneel……kortom al die kwaliteiten en eigenschappen die we onze eigen kinderen toewensen. Maar gunnen we het niet alle kinderen en jongeren dat ze zo op mogen groeien? En moeten we dan niet vooral prioriteit geven aan de jeugd die de kansen op zulke brede vorming mis dreigt te lopen?
Deze vorming is niet voorbehouden aan de school en dat hoeft ook helemaal niet. Het is bovendien in de praktijk ook niet zo. Immers, ouders vervullen hier een belangrijke, zelfs primaire rol, door thuis allerlei activiteiten met hun kinderen te doen. En verder zijn er vele mogelijkheden van vormende vrijetijdsbesteding, zeker als daarbij sprake is van de inzet van betrokken en handelingsbekwame personen. Ik noem ze verderop. Samen met de leraren kunnen ze een rijke biotoop vormen waarin de jeugd gedijt en groeit. Dit is ook de situatie bij het merendeel van de Nederlandse jeugd. Maar het schiet in de ca. 140 aandachtswijken in Nederland ernstig tekort en dat wordt steeds erger. Veel van deze wijken zijn vergaand gesegregeerd zodat kinderen en jongeren gemakkelijk tussen de wal en het schip vallen. Ouders zijn onmachtig door permanente armoede, krakkemikkige huisvesting en falend beleid op het gebied van taal, inburgering, opvoedingsondersteuning en maatschappelijke participatie. De werkers in andere pedagogische disciplines dan onderwijs worden als tweederangs beschouwd ten opzichte van leraren; het beleid, de financiering en de arbeidsvoorwaarden in deze sectoren zijn er naar, en dat beïnvloedt hun inzet in negatieve zin. En de scholen kampen met een toenemend aantal onbevoegden en een gapend lerarentekort. Zo wordt de jeugd in wijken als Feijenoord op velerlei wijze gepakt. Ik zie het hier voor mijn ogen gebeuren. Is het niet de hoogste tijd dit tij te keren en met een structurele kansenaanpak te komen?
Tegen die achtergrond is het budget voor het NPO ongetwijfeld goed bedoeld maar veel te hoog om voor het totaal een zinvolle en verantwoorde bestemming te vinden, althans binnen het onderwijs. Als zelfs veel leraren en schoolleiders dat al zeggen dan mag je die conclusie wel trekken. De voorstellen hierboven zijn daarom gericht op een evenwichtiger inzet van dit budget over alle werksoorten die er toe doen in het leven en de vorming van de jeugd. Dat biedt betere kansen voor dit doel dan wanneer het via het onderwijs weglekt naar bestemmingen waar het niet rendeert. Het vierde voorstel tenslotte biedt een structureel perspectief voor een aanpak van jeugdkansen die iedereen die daarbij van betekenis is waardeert en ondersteunt. En die hen aanmoedigt de vorming van de jeugd ook als een nadrukkelijk gezamenlijke opdracht te beschouwen, bij voorkeur op het niveau van de wijk. Zo’n gezamenlijke missie heeft bovendien als voordeel dat de school zich meer kan toeleggen op een hoog niveau van taal, rekenen en kennis op velerlei terrein. Daar moet onderwijs immers garant voor staan en dat gaat nu niet goed. Zacht gezegd.
4. Toelichting per voorstel
Ad 1. Het is dus zonneklaar dat het NPO-budget veel te hoog is en dat het onmogelijk is om voor het totaal ervan een zinvolle bestemming te vinden in het onderwijs. Ik ga er dan ook gemakshalve van uit dat het budget van het NPO moeiteloos met de helft kan worden verminderd. Het gaat dan ook niet aan dat u als onderwijswoordvoerders alles in het werk stelt dit bedrag kost wat kost voor het onderwijs te behouden. U bent immers eerst en vooral gekozen om de belangen van de burgers te dienen en niet die van een bepaalde werksoort. Dat primaat geldt ook onze jeugdige medeburgers.
Ad 2. De vorming en kansen van de jeugd vergen niet alleen goede leraren, maar ook de inzet van anderen. Ouders voorop. En vervolgens de velen die zich vrijwillig en beroepsmatig voor de jeugd inzetten in de armoedebestrijding, opvoedingsondersteuning, sociaal werk, geboortezorg, kinderopvang, speeltuinen, sport, muziek, theater en andere kunstbeoefening, natuur en platteland, gezondheidszorg, kinder-, en jongerenwerk, jeugdzorg, wijkpolitie, geestelijke gemeenschappen, (sociale) media, bibliotheekwezen, en leermeesters die de jeugd inwijden in de wereld van arbeid en beroep. Zij zijn de bondgenoten van de leraren maar worden in de praktijk veel minder erkend en gewaardeerd voor hun inbreng, wat ook doorwerkt in beleid, financiering en arbeidsvoorwaarden. Met de voorgestelde overheveling wordt die onbalans enigszins rechtgetrokken. Wanneer bovendien elk van de werkers voor de jeugd diens kansen en de vorming van de jeugd als een gezamenlijke opdracht neemt kunnen ze meer betekenen dan wanneer ze op eigen houtje opereren. Dat is ook mijn ervaring hier in de wijk Feijenoord en de rationale onder een ‘village to raise a child’; een gezellige en ontspannen gemeenschap waarin elk kind geliefd wordt om wie het is en uitgedaagd wordt op wat het kan.
Ad 3. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de sturing en de financiering van de meeste van de hierboven genoemde werksoorten. Doorgaans zijn dat geen vetpotten en ik denk dat de gemeenten het surplus van het NPO-geld goed kunnen gebruiken. Dit kan op basis van een tijdelijke doeluitkering waaraan de voorwaarde verbonden is dat het zo ingezet wordt dat de werkers van de dagelijkse praktijk er baat bij hebben. Dat is immers ook uw oogmerk met de inzet van het NPO-geld in het onderwijs, zo mag ik tenminste hopen. Daarnaast is de bedoeling dat de gemeenten dit geld benutten voor een eerste impuls aan samenlevingsopbouw die nodig is om in hun aandachtswijken te komen tot ‘villages to raise a child’.
Ad 4. Met u en vele anderen ben ik zeer voor structurele investeringen in de brede vorming van de jeugd, en dan vooral de kinderen en jongeren wier kansen onder druk staan. Dat is een morele opdracht waar bovendien grote maatschappelijke en economische belangen mee gemoeid zijn. Dit is óók een opdracht en een verantwoordelijkheid van velen. Een ‘Deltaplan Vorming Jeugd’ hoort dan ook te gaan over het werk van iedereen die er toe doet in het leven van de jeugd en die zich inzet voor diens vorming. Dat vergt ook een goed samenspel van alle betrokken departementen. Maar dan is het zeker ook een gezamenlijke maatschappelijke en pedagogische opdracht van u en van uw ambtgenoten die zich over andere jeugdwerksoorten bekommeren. Basis voor zo’n Deltaplan kan het Jeugdkansenprogramma zijn dat ik u enkele weken terug gestuurd heb. Dat bevat ook voorstellen die gericht zijn op een betere en meer stabiele inkomenspositie van ouders, en op goede sociale huur in voldoende mate. Die condities bepalen immers ook de uitgangspositie van de jeugd. www.pedeng.nl/jkp
5. Spring over uw schaduw heen
Ik haal Erasmus nog eens aan: De opvoeding van kinderen is een taak die het meest genade vindt in Gods ogen. Dat geldt ook voor ongelovigen, voeg ik er altijd aan toe. Laat de vorming en de kansen van de jeugd dan ook onze hoogste prioriteit zijn. Deze prioriteit moet uiteraard tot uitdrukking komen in de omvang van de budgetten. Maar ook in een ontkokerde en samenhangende inzet ervan, waarbij het algemeen belang prevaleert boven deelbelangen. En dan moet u wel over uw schaduw heenstappen. Want werd onderwijs vroeger gezien als harde kern van de verzuiling, tegenwoordig is het de harde kern van de verkokering. Dat vond ik al toen ik nog bij het ministerie van OCW werkte en dat vind ik tegenwoordig des te meer. En dat blijft zo als u hier niet een doorbraak mogelijk maakt door krampachtig te proberen dit NPO-budget voor de onderwijssector te behouden en het andere jeugddisciplines te misgunnen. Dat is contrair aan het belang van onze jeugdige medeburgers en dat van een passende en zinvolle besteding van belastinggeld. U bent er voor om namens de búrgers de regering te controleren en niet namens de onderwijssector. Controleert u dan ook uw eigen impulsen om slechts voor een deelbelang te gaan. Deze overheveling is een geste die alleszins past bij de waardigheid van uw ambt en bovendien een goed voorbeeld voor de jeugd. Ik meen dan ook dat ik u met deze voorstellen een heel constructief aanbod doe dat u niet kunt weigeren.
6. Wees ook een voorbeeld voor de werkers van de dagelijkse praktijk
Natuurlijk besef ik het. Ik heb lang genoeg bij het Rijk gewerkt om maar al te goed te weten dat het ‘not done’ is dat Kamerleden elkaar de budgetten van hun portefeuilles gunnen of misgunnen. Maar als nood al wetten breekt, dan toch zeker de ongeschreven regels van een politieke cultuur die hier wel erg contraproductief uitpakt? Deze voorstellen zijn rechtvaardig, terecht en alleszins uitvoerbaar. En uw ambtgenoten die over de hierboven genoemde werksoorten zijn uw bondgenoten in een gezamenlijke missie voor de kansen van onze kinderen. Door deze geste toont u zich de wijste en bent u een voorbeeld voor al diegenen die het in de pedagogische praktijk van alledag ook met elkaar moeten zien te rooien. Is dat niet het minste wat zij van parlementariërs mogen verwachten? Noblesse oblige.
7. ‘Onderwijs emancipatiemotor’ is een mythe
Tenslotte verwijs ik u graag naar bijgaande historische opfrisser die duidelijk maakt dat de kansen van de jeugd ook in het verleden een zaak van velen was. Daarmee wordt tevens afgerekend met de mythe van ‘onderwijs als emancipatiemotor’. Een mythe die leraren met een mission impossible opzadelt en die de inbreng van ieder ander in de vorming van onze kinderen miskent. De geschiedenis van de verheffing leert ons anders. www.pedeng.nl/verheffing
Bij wijze van service heb ik een concept-motie gemaakt. Zo ben ik dan ook weer. Zie daarvoor de bijlage.
Dit bericht heb ik ook gestuurd naar voorzitters van de Commissies VWS, BZK, J&V, SZW, EZK, LNV en Financiën met het verzoek dit onder de aandacht te brengen bij uw ambtgenoten die de hierboven genoemde jeugdprofessies in het portefeuille hebben. Ook de ministers Arie Slob en Wopke Hoekstra en de onderwijswethouders van de Grote Vier hebben een kopie. Dat geldt ook voor de voorzitter en de directeur van de VNG Jan van Zanen en Leonard Geluk, Reshma Roopram, wethouder Barendrecht en Jan Hamming, de burgemeester van Zaanstad. Het bericht staat ook op mijn website.
Ik wens u veel wijsheid bij uw besluitvorming.
Hoogachtend,
Ype Akkerman
Pedagogisch Collectief Feijenoord
Rotterdam
06 55107637
www.pedeng.nl
ype@pedeng.nl
Twitter @ypakk
Het Pedagogisch Collectief Feijenoord is ook op Facebook. Volgen mag!
Bijlage
Motie overheveling NPO-budget
De Kamer,
Gehoord de beraadslaging,
Overwegende dat
- de coronacrisis een negatieve uitwerking heeft gehad op de brede vorming van de jeugd, in het bijzonder de kinderen en jongeren die al in een minder kansrijke uitgangspositie zitten;
- dat daarom een financiële impuls nodig is om de kansen op die vorming van vooral deze kinderen en jongeren weer op niveau te brengen;
- de vorming van de jeugd niet alleen de inzet vergt van onderwijs maar ook van andere werksoorten die van belang zijn voor het leven van kinderen en jongeren;
- dat het budget voor het NPO veel te groot is voor een zinvolle, rechtmatige en doelmatige besteding binnen het onderwijs.
Verzoekt de Regering om
- Het NPO budget met minstens de helft te verminderen tot op het niveau waarop nog een zinvolle, rechtmatige en doelmatige inzet in het onderwijs kan plaatsvinden.
- De andere helft te bestemmen voor andere werksoorten die er toe doen in het leven en de vorming van de jeugd.
- Dit bedrag te verdelen onder de gemeenten waarbij de voorwaarde is dat het zo ingezet wordt dat de werkers van de dagelijkse praktijk in die werksoorten er baat bij hebben en dat in aandachtswijken samenlevingsopbouw plaatsvindt met het oog op een ‘villages to raise an child’.
- Het initiatief te nemen voor een structureel ‘Deltaplan Vorming Jeugd’ waarin de inbreng van iedereen die er toe doet in het leven en de vorming van de jeugd erkend en gewaardeerd wordt, wat ook tot uitdrukking komt in de omvang en de onderlinge verdeling van het budget voor dit Deltaplan.
- Dit Deltaplan een gezamenlijke onderneming te laten zijn van in elk geval de departementen van OCW, VWS, BZK, SZW, LNV, EZK, V&J en Financiën, gecoördineerd door het ministerie van AZ. Met de VNG als belangrijke partner namens de gemeenten.
En gaat over tot de orde van de dag.