De coronacrisis biedt een momentum om het tij van groeiende ongelijkheid van kansen voor de jeugd te keren. Dit vergt een duurzame aanpak in de vorm van een Jeugdkansenprogramma dat vier pijlers bevat:
- Structurele versterking van de inkomenspositie van gezinnen in aandachtswijken;
- Voldoende woningen van goede kwaliteit in het segment sociale huur
- Goede mensen in alle leefdomeinen en alle disciplines die voor de brede vorming van de jeugd belangrijk zijn
- Samenlevingsopbouw met als oogmerk ontspannen en gezellige (wijk)gemeenschappen waarin sprake is van veiligheid en structuur. Daarin draagt iedereen die er toe doet in het leven van kinderen en jongeren bij aan hun kennis, vaardigheden en vorming, in een gezamenlijke maatschappelijke opdracht. In zo’n ‘village to raise a child weten kinderen en jongeren zich geliefd om wie ze zijn en worden ze uitgedaagd op wat ze kunnen.
Alle pijlers zijn van groot belang maar pijler 4 heeft ten opzichte van de drie andere pijlers één groot voordeel. Iedere gemeente kan er vandaag nog mee beginnen! (zie 4.5)
I. Naar een structureel en duurzaam Jeugdkansenprogramma
De coronacrisis heeft de ongelijkheid van kansen van de jeugd zowel blootgelegd als vergroot. Veel kinderen in aandachtswijken groeien op in armoede en schuldenproblematiek, sociale uitsluiting, met een laag zelfbeeld en in een omgeving waarin hun potentieel onvoldoende wordt gezien laat staan aangewakkerd. Door de coronacrisis is de jeugd verstoken geweest van schoolbezoek en zinvolle vrijetijdsbesteding waardoor ze extra op achterstand in leren en ontwikkeling zijn geraakt. En huiselijk geweld is toegenomen met alle psychologische schade van dien. Het helpt dan ook niet bepaald dat het lerarentekort zich juist in aandachtswijken het sterkst manifesteert en dat de jeugdzorg op dit moment in een regelrechte crisis verkeert.
Daarom pleit ik ervoor dat in het herstelbeleid na corona ook een impuls wordt opgenomen om de pedagogische en onwikkelingsgerichte kwaliteit van onze ca. 140 aandachtswijken te versterken. Daarbij gaat het niet alleen om het inlopen van de achterstanden en het herstel van de schade maar ook om een structurele en duurzame versterking in de richting van wijken waar het voor deze jeugd veilig en kansrijk opgroeien is. Dat vergt een langdurige diepte-investering in mensen en middelen en dat mag best een generatie duren.
Er is een momentum
Op dit moment is sprake van een Gelijke Kansen Alliantie, geïnitieerd door het ministerie van OCW[1]. Daarnaast is er het pleidooi van burgemeester Jan Hamming van Zaanstad voor een Deltaplan Wijken[2] en dat van wethouder Reshma Roopram van Barendrecht voor een Deltaplan Jeugd[3]. Beiden doen dat namens een groot aantal gemeenten. En er is een Nationaal Programma Onderwijs waaraan een bedrag van 8,5 miljard gekoppeld is[4]. Waarom zouden we die initiatieven en aspiraties niet combineren om dit samenhangende Jeugdkansenprogramma een goede start mee te geven? Zijn we zo’n bundeling van krachten en middelen niet verplicht zijn aan deze kinderen en jongeren? En aan de velen die zich dagelijks en direct voor hen inzetten?
II. Vier pijlers voor dit Jeugdkansenprogramma
Werken aan kansen voor de jeugd vergt een adequate materiele basis in de vorm van een toereikende en stabiele inkomenspositie van het gezin en van adequate huisvesting. Daarnaast vergt het dat iedereen die ertoe doet in het leven van kinderen en jongeren zijn beste beentje voorzet en elkaar ook weet te vinden in een gezamenlijke maatschappelijke en pedagogische opdracht. Daar gaat dit Jeugdkansenprogramma over en dit is uitgewerkt in de volgende 4 punten. Per punt wordt aangegeven wat het probleem is en wat de consequenties zijn voor beleid
1. Een toereikende, stabiele en voorspelbare financiële positie van de ouders
‘Als je permanent in de stress zit of je morgen je werk, je inkomen of huis nog hebt dan heb je gewoonweg geen energie over om aandacht te besteden aan je kinderen’. Aldus Laura, de vrouw van George W. Bush tijdens een meeting in het Witte Huis[5]. Als iemand als zij al door heeft hoe funest permanente bestaansonzekerheid van gezinnen uitpakt voor de kinderen, hoezeer geldt dat dan wel niet de mensen die zelf in die omstandigheden leven? Permanent leven beneden het bestaansminimum in combinatie met schulden is een voedingsbodem voor stress, huiselijk geweld, slechte nachtrust, verwaarlozing, ongezonde eetgewoonten, sociale uitsluiting en ontwikkelingsachterstand van de jeugd die in zulke gezinnen opgroeit. Daardoor kunnen ouders onvoldoende de verantwoordelijkheid nemen die ze -ook volgens de wet- hebben[6]. Voor schooluitjes en vrijetijdsactiviteiten kunnen ouders wel een beroep doen op allerlei fondsen, en dat is een goede zaak. Minder goed is het echter als die activiteiten helemaal gratis worden aangeboden; dat kan geen duurzame oplossing zijn.
Consequenties voor beleid
De financiële positie van gezinnen wordt structureel versterkt door een mix van hoger minimumloon en dito bijstandsuitkering, het terugdringen van flexwerk, een effectieve aanpak van de schuldenproblematiek en zo nodig belastingmaatregelen. Uitvoering van het advies van de Commissie Borstlap is dan een eerste stap.
2. Voldoende huisvesting van goede kwaliteit in het segment sociale huur.
Mede dankzij het onlineonderwijs hebben nu ook velen ontdekt hoe armetierig veel gezinnen gehuisvest zijn. Kleinbehuisd, met krakkemikkig interieur soms, gehorig, gebrekkige digitale infrastructuur, je huiswerk moeten maken in de keuken of een ander vertrek waar onrust heerst. Ook qua huisvesting biedt de thuissituatie dus niet de beste condities voor de ontwikkeling en vorming van de jeugd in aandachtswijken.
Consequenties voor beleid
In het regerings- en gemeentelijk beleid voor de uitbreiding van de woningvoorraad wordt ook ingezet op bouw, renovatie en kwaliteitsverbetering van de sociale huursector en van de particuliere huur in dat segment. Daarbij is het ook goed dat in de wijken een gevarieerd aanbod naar prijs ontstaat aan huisvesting, waarbij dan wel bevorderd wordt dat juist diegenen die zich in die wijken voor de jeugd inzetten er kunnen wonen. Daardoor kunnen ze de kinderen, jongeren en hun ouders ook op straat tegenkomen of in de supermarkt. Dat werkt mee aan de ontwikkeling van een ‘village to raise a child” zoals beschreven in paragraaf 4.
3. Inzet van vele goede mensen
3.1 Mensen maken het verschil
Kinderen en jongeren worden niet gevormd door systemen, sectoren en disciplines maar door de mensen met wie ze dagelijks omgaan. Daarom is het van belang dat het in aandachtswijken wemelt van de personen, van allerlei slag en soort, die met elkaar, klokjerond en 7 dagen in de week, hun beste beentje voorzetten voor de jeugd in een gezellige en kansrijke gemeenschap. Een gemeenschap waarin kinderen en jongeren zich geliefd weten om wie ze zijn en worden uitgedaagd op wat ze kunnen. Vanaf 9 maanden voor de geboorte tot aan hun volwassenheid.
Die personen zijn:
- Ouders voorop, want die zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en vorming van hun kinderen. Dat vergt -al dan niet professionele- ondersteuning op gebied van financieel beheer, schuldhulp en opvoeding waardoor gezinnen weer tot rust en op regel komen. Ouders ook die als het even kan zelf werken aan hun ontwikkeling, bijvoorbeeld op het gebied van opvoeding, taal, inburgering, scholing of puur uit interesse. Want kinderen profiteren van ouders die zelf ook leren.
- Mensen in de directe familie-, vrienden- en kennissenkring. Anders gezegd, al diegenen die op kraambezoek komen als je net geboren bent.
- Beroepskrachten en sociaal ondernemers op alle relevante terreinen zoals geboorte- en kraamzorg, kinderopvang, speeltuinwerk, onderwijs, sport, cultuur, natuur en groen, gezondheidszorg, kind-, jeugd- en jongerenwerk, jeugdhulpverlening, wijkpolitie, ‘geestelijke gemeenschappen’, (sociale) media en bibliotheekwezen, reintegratie en reclassering.
- Vrijwilligers en ‘best persons’[7] die zich in allerlei leefdomeinen en sectoren en vaak buiten de bestaande kaders om engageren met de jeugd. Dat kunnen ook kinderen en jongeren zelf zijn.
- Werkgevers die leerwerkplekken en reguliere arbeid bieden waarin ook gewerkt wordt aan de professionele, persoonlijke en sociale vorming. Want arbeid adelt.
Consequenties voor beleid
Bij de aanpak van kansengelijkheid is het van belang ieders bijdrage in de vorming van de jeugd te herkennen en te erkennen. Daarmee wordt ook direct afgerekend met onbewezen stellingen als ‘de leraar maakt het verschil’ en’ onderwijs als emancipatiemotor, een mythe die niet op historische feiten berust. En die leraren met een mission impossible opzadelen. Zie daarvoor www.pedeng.nl/verheffing. Laat de onderwijssector zich ook hoeden voor oeverloze discussies over het verlengen van de brugperiode en uitstel van schoolkeuze. Niet dat het onbelangrijk is maar het leidt maar af van de kansen die veel meer voor de hand liggen, zoals het tegengaan onderadvisering; dat kan per direct worden aangepakt.
3.2 Intrinsieke motivatie en goed werk als uitgangspunt voor sturing
De kwaliteit van het werk van professionals en vrijwilligers wordt bepaald door de drie principes van ‘goed werk’ die door Howard Gardner c.s. zijn ontwikkeld. Dat zijn persoonlijke betrokkenheid, deugd en vakmanschap dat ontwikkeld is in een langdurig proces van leren en werken. De sturing van de gemeente en de instituties dient erop gericht te zijn dat die drie dimensies maximaal uit de verf komen. Dit betekent dat een aansprekend alternatief ontwikkeld wordt op die funeste afrekensystematieken met targets, prestatie-indicatoren en andere verslavende middelen uit de neo-liberale verbanddoos. Die zijn bewezen contraproductief op de intrinsieke motivatie, hebben perverse prikkels tot gevolg en zijn dus een hele slechte besteding van belastinggeld. Voor de werkers van de dagelijkse praktijk is het ‘een tyrannie die hen ’t hert doorwondt’. Hoe dat alternatief eruitziet vergt nadere uitwerking, maar dialoog is hoe dan ook de basis ervan. En dialoog die start met die ene vraag van beleidsmakers aan de mensen van de dagelijkse praktijk: “wat kan ik voor je doen?”
Waardering, ook in financiele zin is van belang. Dat geldt niet alleen voor jeugddisciplines met evidente personeelstekorten zoals het onderwijs, de kinderopvang en de jeugdzorg. Werkers uit andere jeugdsectoren zijn steeds vaker ZZP-ers, moeten het vaak hebben van tijdelijke contracten of flexwerk en de bestaanszekerheid van hun organisaties is onderhevig aan openbare aanbestedingen of tijdelijke subsidies. Daarom is het van belang veel grondiger te werken aan een betere naar de financiële positie en bestaanszekerheid van iedereen die zich beroepsmatig inzet voor de jeugd. Al deze arbeiders zijn hun loon waard. Dit is een zaak voor de relevante departementen en de sociale partners.
Consequenties voor beleid
Beleid en sturing zijn gericht op waardering (moreel en zo mogelijk financieel) voor iedereen die zich in de praktijk van alledag inzet voor de jeugd en op de versterking van hun handelingsbekwaamheid bij dit belangrijke werk. En op samenlevingsopbouw zodat gemeenschappen ontstaan waarin iedereen elkaar weet te vinden in een gezamenlijke opdracht gericht op de vorming en kansen van kinderen en jongeren.
Die waardering betekent voor de sturing dat van niet boven wordt bedacht wat de mensen van de dagelijkse praktijk moeten doen. Het is omgekeerd. Praktijkmensen bepalen in eerste instantie zelf en met elkaar hoe ze aan de slag willen met de jeugd en wat voor hen de beste sturing en ondersteuning is. Vertrouwen is hier een belangrijk uitgangspunt. En ouders hebben de regie over de vorming van hun kind en de inzet van de professionals en vrijwilligers.
Een betere beloning en meer bestaanszekerheid van iedereen die zich beroepsmatig inzet voor de jeugd is nodig. Dit is een zaak voor de betrokken departementen en de sociale partners. Dus van OCW, VWS, SZW, V&J, EZK en Financien.
4. Hechte pedagogische gemeenschappen: villages to raise a child
4.1 Synergie door samenwerking en een sterke sociale basis
“There is no such thing as community”, zo zei Margaret Thatcher eens. Versplintering en segregatie van gemeenschappen is echter zeer in het nadeel van de jeugd, zo heeft Robert Putnam duidelijk gemaakt in onder meer zijn Our Kids. Werken aan hechte pedagogische gemeenschappen werkt in het voordeel van de vorming en kansen van de jeugd. Wanneer iedereen die er toe doet in het leven van de jeugd elkaar weet te waarderen en te vinden in een gezamenlijke pedagogische en maatschappelijke opdracht kan ook worden geprofiteerd van synergie en de ontwikkeling van een sterke sociale basis[8]. Zo werken ze met elkaar aan een ‘village to raise a child’. Dit is ook tegengif tegen de cynische opvatting van Thatcher die ook nu nog de mindset van vele beleidsmakers beheerst. Er is dan ook alle reden tot samenlevingsopbouw met als oogmerk ontspannen en gezellige (wijk)gemeenschappen waarin sprak is van veiligheid en structuur. Met op termijn dat weer normaal leven is in deze wijken en er weer touwtjes door de brievenbussen kunnen. In zo’n gemeenschap draagt iedereen die er toe doet in het leven van kinderen en jongeren bij aan hun kennis, vaardigheden en vorming, in een gezamenlijke maatschappelijke opdracht. Er zijn nog ander voordelen van zulke samenlevingsopbouw:
- Het doorbreken van segregatie naar migratie-achtergrond, tussen arm en rijk en tussen praktisch en theoretisch opgeleid
- Jeugdproblematiek ontstaat minder of wordt eerder afgevangen voordat het uit de hand loopt (10).
- In zo’n gemeenschap werkt iedereen samen aan de brede vorming van de jeugd. Daardoor kan de school meester in de beperking te zijn door zich vooral toe te leggen op die zaken waarvoor het onderwijs garant moet staan: talen, rekenen en kennis op vele terreinen, en dat alles op het hoogst mogelijke niveau.
- Het doorbreekt de verkokering in het jeugd- en onderwijsbeeld daar wat het ertoe doet. Namelijk op het niveau van de dagelijkse praktijk, waar voor de jeugd het verschil wordt gemaakt
- Het verzacht de problematiek van de personeelstekorten in belangrijke sectoren als onderwijs, kinderopvang en jeugdzorg. Hand in hand bereik je immers meer dan wanneer iedereen zijn eigen spel speelt.
- Het samenwerken van ouders, vrijwilligers en professionals in zo’n gemeenschap en de resultaten die zo worden geboekt zijn motiverend en versterken de beroepstrots van de werkers van de dagelijkse praktijk. Dat maakt zo’n gemeenschap ook als arbeidsomgeving aantrekkelijk; het is een begeerlijke plek voor iedereen die zich voor de jeugd inzet.
Consequenties voor beleid
Met het oog op hechte en sterke wijkgemeenschappen in de vorm van villages to raise a child zetten gemeenten stevig in op een langdurig en consistent proces van samenlevingsopbouw.
4.2 Verkokering is te doorbreken
De verkokering in het jeugdbeleid die zichtbaar is bij het Rijk, de gemeente en alle betrokken instituties is hier beslist een belemmerende factor. Op die niveaus hoort veel meer samenwerking en onderlinge afstemming plaats te vinden. De praktijk leert echter ook dat die verkokering het minst aanwezig is op het niveau van de dagelijkse praktijk. Want zij die op dat niveau aan de slag zijn ervaren dagelijks de hitte van de dag bij het werken met de jeugd en ondervinden hoe hun werk verlicht en effectiever wordt als ze elkaar weten te vinden en van elkaars inzet profiteren. Het goede nieuws is dus: juist op het niveau waar het moet gebeuren blijkt het doorbreken van de verkokering ook te kunnen. Laat dit dan ook een voorbeeld zijn voor de hogere echelons.
Consequenties voor beleid
Profiteer in het jeugdkansenbeleid van de samenwerkingsbereidheid van de werkers van de dagelijkse praktijk. En leer van hen zodat ook de hogere echelons elkaar veel beter weten te vinden en de kansen van de jeugd als een gezamenlijke opdracht te zien. Dit impliceert een veel hechtere samenwerking tussen de betrokken departementen: VWS, OCW, J&V, SZW, BZK en EZK, zo mogelijk gecoördineerd door AZ. Het laatste maakt de brede vorming van de jeugd in aandachtswijken tot Chefsache.
4.3 Regie op het niveau van de dagelijkse praktijk
De gemeente is verantwoordelijk voor de regie op deze ontwikkeling en samenwerking in de aandachtswijken; daarin kan hij zich ook bewijzen als betrokken en presente overheid die het geheel overziet. Het is dan wel van belang dat de gemeente zich vooral op dat praktijkniveau richt en zich niet verliest in contraproductief bestuurlijk, ambtelijk en organisatorisch positiespel. De gemeente kan per wijk een functionaris aanstellen die als een soort ‘wijkburgemeester’ het geheel bestiert. Deze verwerft gezag op basis van het leggen van verbindingen, wijsheid, gevoel voor de onderlinge verhoudingen en een stevige stem in de richting van het hoger ambtelijk management en het gemeentebestuur. Een directe toegang tot de burgemeester wil daarbij ook helpen.
Consequenties voor beleid
Per aandachtswijk stelt de gemeente een ambtenaar aan die als wijze ‘wijkburgemeester’ het geheel overziet en die naar bevind van zaken handelt om de inzet en het samenspel van de mensen van de dagelijkse praktijk te versterken. Deze persoon is gezaghebbend in de richting van de wijk en in de richting van het gemeentebestuur en het beleidsapparaat.
4.4 Personele continuïteit is cruciaal
De mensen van de dagelijkse praktijk moeten met elkaar en met de jeugd in de wijk hechte relaties en geschiedenis op kunnen bouwen. Dat vergt dat ze zich ook langdurig, minstens 10 jaar, aan de wijk kunnen en willen verbinden. Funest daarvoor zijn projectencaroussels, openbare aanbestedingen en andere bestuursbeslissingen die leiden tot een sterk personeelsverloop. Laat aandachtswijken niet een soort Afrikaanse weeshuizen worden die hoofdzakelijk worden bemenst door goedwillende kortverbanders die zich -weliswaar met de beste bedoelingen- slechts tijdelijk engageren met de jeugd. Dat frustreert de ontwikkeling van een bezield verband en het is ook heel slecht voor de hechting waar veel kinderen en jongeren het van moeten hebben.
Consequenties voor beleid
De gemeente en de betrokken instanties, zoals besturen in de jeugdzorg, het onderwijs, welzijn en andere jeugddisciplines bevorderen en borgen dat professionals en vrijwilligers zich tenminste 10 jaar aan de wijk kunnen en willen verbinden. Dit uitgangspunt is leidend bij het beleid op het terrein van subsidies, aanbestedingen, projecten en personeel.
4.5 Je kunt direct beginnen met deze samenlevingsopbouw
De eerste drie pijlers van dit Jeugdkansenprogramma vergen langere voorbereiding en zullen niet direct vruchten afwerpen. Bij de ontwikkeling van ‘villages to raise a child’ geldt dat niet; daar kan elke gemeente vandaag nog mee beginnen. Heel concreet kan dat als volgt:
- De gemeente organiseert een pedagogische wijkconferentie waarin iedereen die er toe doet bijeenkomt om elkaar te leren kennen, te ontdekken wat men aan elkaar heeft en plannen en ideeen te ontwikkelen in de richting die zij gewenst vinden;
- De gemeente stelt per wijk een ‘wijkburgemeester ‘ aan die het proces dat ontstaat met deze wijkconferentie verder brengt en stimuleert. Die krijgt de vrijheid en de stimulans om naar bevind van zaken te handelen.
Kortom: niets belemmert welke gemeente dan ook hier per direct de hand aan de ploeg te slaan. Laat die fijn zijn!
III. Doelmatiger en doeltreffender inzet van geld
Het kabinet heeft via OCW tijdelijk 8,5 mld. beschikbaar gesteld voor de hersteloperatie in het onderwijs na corona. Daarnaast heeft het kabinet via VWS verscheidene bedragen vrijgemaakt voor een jeugdpakket, de aanpak van jeugdwerkloosheid, huisvesting van dak- en thuisloze jongeren, en de ondersteuning van vrijwillige jeugdorganisaties.[11] Geld hoeft dus voorlopig niet het probleem te zijn, zeker niet nu het er op lijkt dat het OCW-geld niet volledig kan worden besteed, althans niet zinvol. Dan is het beter om alle beschikbare middelen zo te poolen dat elke jeugdprofessie ervan profiteert én dat de ontwikkeling van ‘villages to raise a child’ een stevige eerste impuls krijgt. Dat betekent in de praktijk ook dat een deel van de 8,5 miljoen wordt herverdeeld over andere voor de jeugd relevante werksoorten. Zie in dat verband dit pleidooi om de helft van die 8,5 mld over te hevelen naar anderen jeugdsectoren. www.pedeng.nl/hevel
Dit laat onverlet dat er ook structurele investeringen nodig zijn de kansen van de jeugd in aandachtswijken duurzaam te versterken.
Consequenties voor beleid
De gemeente krijgt het mandaat voor een integrale inzet van alle rijksmiddelen die nu tijdelijk beschikbaar zijn voor jeugd- en onderwijsbeleid. Tevens worden structurele middelen vrijgemaakt die er toe leiden dat dit Jeugdkansenprogramma ook tot een duurzame versterking van de kansen van de jeugd in aandachtswijken leidt.
IV. De jeugd in aandachtswijken verdient de inzet van ons allemaal
4.1 Elk Kamerlid adopteert een aandachtswijk
Dit Jeugdkansenprogramma is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de gemeenten. Daarin kunnen individuele Kamerleden ook een belangrijke rol spelen door zichtbaar te zijn in de wijken. Want presentie, het is de Rolls Royce onder de beleidsinstrumenten. Kan daarom niet elk Kamerlid één aandachtswijk adopteren wat in elk geval betekent dat hij of zij zich met die wijk verbindt en daar ook met enige regelmaat te vinden is? Zo komt het begrip ‘aandacht’ ook tot uitdrukking in persoonlijke belangstelling vanuit de landelijke politiek en dat geeft de bewoners van de village hoop en zelfvertrouwen. De parlementariërs kunnen vervolgens hun wederwaardigheden uitwisselen en zo toegroeien naar een gezamenlijke huisstijl in benadering en beleid op het gebied van kansenongelijkheid. Zo kunnen ze het regeringsbeleid ook beter controleren. Bijkomend voordeel is dat Kamerleden, die vaak zelf in een hoogopgeleide bubbel leven, veel meer voeling krijgen met gewone mensen in onfortuinlijke omstandigheden. Wat beslist geen overbodige luxe is, zo blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit[12].
Consequenties voor beleid
Elk Kamerlid adopteert een aandachtswijk
4.2 Het zijn ook ónze kinderen
Laten we ons met dit Jeugdkansenprogramma toewijden aan de kinderen en jongeren die we op deze manier willen vormen en verheffen. Het is zoals Erasmus schrijft: “Mensen worden niet geboren maar gevormd”. Zouden we de jeugd in aandachtswijken deze menswording willen misgunnen? Laten we ons er met elkaar voor inzetten. Het is zoals Robert Putnam ons voorhoudt aan het slot van zijn Our Kids: “If our kids are in trouble -my kids, our kids, anyone’s kids -we all have the responsibility to look after them. For these kids belong to us en we to them. They are our kids.”
Noten
[1] https://www.gelijke-kansen.nl
[2] https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/artikel/5218666/probleemwijken-corona-armoede-deltaplan
[3] https://www.barendrecht.nl/brandbrief-jongeren-deskundigen-hulpverleners-wethouders-en-gemeenteraadsleden-roepen-op-tot
[4] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/onderwijs-en-kinderopvang/nationaal-programma-onderwijs
[5] Opgetekend uit Our Kids (2015) van Robert Putnam.
[6] Zie Burgerlijk Wetboek artikel 241:
- Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
- Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
[7] Gabriel van den Brink et al. Best persons en hun betekenis voor de Nederlandse achterstandswijk. Tilburg 2012. En
[8] https://www.buurtwijs.nl/content/samenlevingsopbouw-uit-de-mode
[9] Zie daarvoor www.pedeng.nl/verheffing.
[10] https://www.ad.nl/opinie/verlicht-druk-jeugdzorg-en-investeer-in-preventie~ab71b2f6/
[11] https://www.nji.nl/nl/coronavirus/Gemeenten/Wat-kan-er-wel-in-coronatijd/Voorbeelden-van-activiteiten-voor-jongeren
[12] https://www.groene.nl/artikel/spot-maakt-plaats-voor-venijn