Waarom zou ik mijn kind aan jou toevertrouwen? Zo vroeg ik de leraar. Toen ik zijn antwoord hoorde was ik om. Waarom zet de beroepsgroep dit antwoord niet om in een eed of belofte die door alle leraren persoonlijk afgelegd wordt? Hieronder een voorstel.
Eed van Seneca
1. Ik doe dit werk omdat ik van jonge mensen houd en daarom graag een bijdrage lever aan hun kennis, vaardigheden en vorming.
2. Ik hou van kinderen en jongeren zoals ze zijn en ik daag ze uit op wat ze kunnen.
3. Ik deug.
4. Mijn gezag wordt gekenmerkt door beslistheid, prudentie en wijsheid.
5. Ik verlang ernaar mijn werk zo goed mogelijk te doen; ik streef het hoogste na in pedagogische tact, didactische bekwaamheid en in de beheersing van het vak waarin ik lesgeef.
6. Maak ik fouten dan erken is ze en herstel ik ze waar mogelijk. Daarbij behoud ik me het recht voor om jegens mezelf vergezingsgezind te zijn.
7. Ik zie, erken en waardeer de vele anderen in de omgeving van de kinderen en jongeren die evenzeer een inbreng hebben in hun ontwikkeling en vorming: ouders en anderen in de naaste leefwereld, de beroepskrachten in de andere pedagogische diciplines en de vele vrijwillers die zich inzetten voor de jeugd. Ze zijn mijn bondgenoten in een gezamenlijke maatschappelijke en pedagogische opdracht, daarom verbind ik me met hen waar mogelijk.
8. Ik ben aanspreekbaar op de wijze waarop ik mijn werk doe; jegens collega’s en leidinggevenden, leerlingen en ouders, burgers en andere belanghebbenden bij goed onderwijs, het rijk en de gemeente. Ik treed hen even zelfbewust als responsief tegemoet in een open en constructieve dialoog.
9. Ik ben een meester (m/v).
Toelichting
Tot enkele jaren terug was er stevig debat over een lerarenregister. Omdat een aantal problemen in het onderwijs, vooral het lerarentekort, meer prioriteit had is bleek dit voorstel niet het juiste idee en zeker niet op het juiste moment. Nu was ik zelf niet zo onder de indruk van dit register. Een probleem vond ik het gebrek aan bezieling; de taal der liefde was in de technocratisch geformuleerde documentatie ver te zoeken. De kern van het beroep lijkt me toch dat je van kinderen houdt en dat je daarom het beste uit jezelf wilt halen voor hun ontwikkeling en vorming. Mijn belangrijkste bezwaar tegen het register was is echter de beperkte communicatieve waarde ervan. Wat zegt het ouders of ander stakeholders van de school als een leraar geregistreerd is? Je moet heel wat documentatie doorploegen om een idee te hebben wat voor vlees je in de kuip hebt als je met een geregistreerde onderwijsgevende te maken hebt. Draagt zo’n register dan wel bij aan de directe aanspreekbaarheid van leraren op hun beroepsuitoefening?
Hippocrates
Daarom is een vergelijking met artsen interessant. Die vallen ook onder een maar daar gaat de Eed van Hippocrates aan vooraf. Die is beknopt en overzichtelijk geformuleerd en de strekking ervan geniet bekendheid: de arts legt zich erop toe mensen te genezen en daar kan iedereen zich een voorstelling bij maken. De eed voor leraren die hierboven geformuleerd is kan dezelfde werking hebben: hij is beknopt en toegankelijk en geeft kernachtig blijk van waar de leraar voor staat: toewijding, deskundigheid, een lerende houding, verantwoordelijk nemen en meesterschap. In het gesprek met ouders over de vraag of zij hun ‘kostbaarste goed’ (Erasmus) aan de leraar toevertrouwen kan zo’n eed als basisdocument fungeren.
Seneca
Ik stel daarom voor dat de beroepsgroep van de leraren dit voorbeeld bekrachtigt en die de ‘Eed van Seneca’ te noemen. Seneca omdat hij zelf een vermaard leermeester was en over het onderwijs pakkende uitspraken deed als ‘Non vitae sed scholae discimus’. Dat wil zeggen: “de jeugd doet niet zijn best voor de toekomst maar omdat de leraar het van hem vraagt”(1).
Zo’n eed, puntig, beknopt en betekenisvol geformuleerd, biedt helderheid aan de onderwijsgevenden zelf, aan leerlingen, ouders, burgers en andere maatschappelijk belanghebbenden. Het biedt ook de basis voor een constructieve dialoog tussen ouders en onderwijsgevenden over elkaars inbreng in de ontwikkeling en vorming van de jeugd. De Eed van Seneca past op een A4 (groot lettertype), wordt op geschept papier gedrukt, door de leraar persoonlijk ondertekend, waardig ingelijst en goed zichtbaar opgehangen op de plek waar hij dagelijks zijn beroep uitoefent. Je kunt aan het afleggen van de eed ook een ceremonie verbinden; dat is heel betekenisvol, zo weten we ook van de jaarlijkse diploma-uitreikingen in het onderwijs.
Zet ‘m op!
Ik daag de leraren uit om met dit voorstel aan de slag te gaan. Ga je gang en pas aan waar dat de tekst en de relevantie ten goede komt. En ouders roep ik op te stimuleren dat veel leraren deze eed ook tot de hunne maken. Zij hebben er immers als belangrijkste belanghebbenden van onderwijs het meest belang bij. Hadden mijn kinderen de schoolgaande leeftijd nog dan zou ik dit van de leraren vragen alvorens ik hen mijn kostbaarste bezit toevertrouw.
Noot
(1) Gebruikelijker is het bekende ‘niet voor de school maar voor het leven leren wij”. Maar de interpretatie hierboven kan ook.